Les 4 Schrijven 2F 3PW2M

Welkom!                              Les 4 Schrijven 2F
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!                              Les 4 Schrijven 2F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
* (2 min)  Doelen van de les
* (20 min)  Theoretische instructie over (het schrijven van) een betoog.
* (20 min)  Zelfstandig werken  

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van deze les:
  • Je weet de inhoud van het schrijfexamen 2F.
  • Je kent de opbouw en de kenmerken van een betoog.
  • Je kunt een standpunt innemen en deze aannemelijk maken.
  • Je weet wat een argument is en kunt onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve argumentatie.
  • Je kunt een tegenargument innemen en deze weerleggen (ontkrachten).

  • Je kunt een betoog schrijven.
  • Je weet hoe je een pakkende inleiding kunt schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud van het schrijfexamen:
Het examen bestaat uit het schrijven van 2 teksten:
-  zakelijke mail of brief  (klachten/sollicitatiebrief)
-  betoog
-  informatief artikel

* conventies, inhoud en taalvaardigheid
* informatie uit een casus


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betoog

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Een betoog:
Tekstdoel: overtuigen     
Een schrijver van een betoog wil de lezer overtuigen van zijn mening. 

Opbouw:
Inleiding:  standpunt (a.d.h.v.  een stelling)
Kern/middenstuk:   argumenten   (subjectief / objectief)  + tegenargument
Slot:  samenvatting van de belangrijkste argumenten + eventuele oproep



Slide 6 - Tekstslide

(eigen mening Schrijver, mening is onderbouwd met argumenten en feiten).
Verschil tussen een stelling een standpunt?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

standpunt/stelling + argument
Standpunt: hoe je over iets denkt (jouw mening).
Stelling: een uitspraak of bewering over een onderwerp. 

In het examen krijg je een stelling voor je neus.  Over deze stelling geef je je mening. Daarna ga je argumenten bedenken en beschrijven om anderen te overtuigen van jouw mening.

Argument: redenen om je standpunt duidelijk te maken, om een ander van jouw mening te overtuigen.  Voor elk argument schrijf je een nieuwe alinea.

Tegenargument: argument tegen het standpunt van de schrijver. Deze kan hij weerleggen om zijn overtuigingskracht te vergoten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumentatie
Objectieve argumenten   (betrouwbaar)
 * gebaseerd op feiten en onderzoeksresultaten
      -->  controleerbare gegevens

Subjectieve argumenten   (mening)
  * gebaseerd op gevoelens, opvattingen, normen, waarden of ervaringen
     --> niet-controleerbare gegevens

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betoog
We gaan een betoog lezen!
Deze wordt in delen besproken.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding (standpunt)
Standpunt wordt duidelijk gemaakt (roze aantekening).
Aantrekkelijk, duidelijk en lezer wordt betrokken bij het onderwerp van de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het standpunt?
Wat is er nog meer opgenomen in de inleiding?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ten eerste (signaalwoord voor opsomming).
Argument ondersteunt standpunt: er wordt gebruik gemaakt van een feit. Daarbij een duidelijke onderbouwing, goede uitleg (volksgezondheid).

Daarbij (volgende in de reeks opsomming), tevens feiten (Zweeds onderzoek).

Bovendien (volgende in de reeks opsomming), zeer duidelijke uitleg over de situatie (oneerlijkheid). 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op als je kijkt naar de verschillende alinea's en de argumenten die zij gebruikt.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegenargument (betrekking op het standpunt). Je kunt ook een tegenargument bedenken op een eerder genoemd argument. Dan plaats je het tegenargument na jouw gekozen argument. Nu wordt deze gemaakt t.a.v. het standpunt dus onderaan geplaatst.

Kijk goed naar de opbouw... Vanaf het woord MAAR wordt het tegenargument ontkracht (de weerlegging).

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op in het slot?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het schrijven van een inleiding
De aandacht van de lezer trekken.
Onderwerp duidelijk maken.
Dit doe je vaak door een anekdote (kort verhaaltje over een herkenbare situatie) of een voorbeeld (situatieschets). 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opdracht van deze week: 
Het schrijven van een betoog over één van de drie stellingen. Deze LessonUp  vind je trouwens ook bij bestanden in Teams.

Je kiest één van de volgende stellingen:
1. Mensen die ongezond leven moeten meer zorgpremie betalen.
2. Salarissen in het betaald voetbal moeten omlaag.
3. Studenten die een opleiding doen voor een beroep waar veel vraag naar is, moeten extra studiefinanciering krijgen.

Stuur je betoog voor 30 november naar whazenbrink@deltion.nl  

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies