11.2 Doodzwijgen

Doodzwijgen

paragraaf 12.2 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doodzwijgen

paragraaf 12.2 

Slide 1 - Tekstslide

Hoodstuk 11 .2 Doodzwijgen
Wat gaan we doen?
Welkom! Pak je boek& Chromebook.  Blz 95.
1. Terugblik vorige les
2. Wat vind je van het gebod: Gij zult niet doden
3. Stellingen bespreken
4. Bespreken : Dode hoek & Wat is een taboe?
5. Aan de slag.
6. Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekend Carpe Diem?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekend Momento Mori?

Slide 4 - Open vraag

Dode hoek
In het verkeer moet je goed opletten. Je moet zien wat er gebeurd om je heen. Een vrachtwagen heeft daarom een dodehoekspiegel. Daardoor kan de chauffeur zien of er iemand naast de wagen loopt of fietst. Anders kan de vrachtwagen dat niet zien. Degene bestaat dan niet.  
Ook mensen kunnen een dode hoek hebben. Dan gaat het om onderwerpen waar ze liever niet over willen praten. Bijvoorbeeld de dood. ( blz 95)

Slide 5 - Tekstslide

Taboe of juist bespreekbaar?
taboe; Een taboe is iets dat wordt beschouwd als ongepast om te gebruiken, te doen of over te spreken

Slide 6 - Tekstslide

Wat vind je van het gebod: Gij zult niet doden?

Slide 7 - Open vraag

Wat als een soldaat een terrorist doodt?

Slide 8 - Open vraag

Een seriemoordenaar die voor de rechter staat?

Slide 9 - Open vraag

Iemand die wraak neemt op de moordenaar van een familielid?

Slide 10 - Open vraag

Jagers schieten voor hun plezier op fazanten.

Slide 11 - Open vraag

Aan de slag
We gaan aan de slag met de gele opdrachten van paragraaf 11.2. Ben je klaar? Maak dan blauw 49 of 56.

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

Hoe wil jij herinnert
worden na jouw dood?

Slide 14 - Woordweb

afsluiting:
We hebben besproken:
* Wat het eerste gebod betekent: Gij zult niet doden
*  Wat een taboe is 
* Over hoe je herinnerd wilt worden je dood
* De 5 fases van rouwverwerking
* huiswerk voor volgende week: 6.4 

Slide 15 - Tekstslide

11.3 Laatste adem

Slide 16 - Tekstslide

Fases van het rouwproces volgens Kubler-Ross
Fase 1: Ontkenning
Fase 2: Woede
Fase 3: Onderhandeling (marchanderen)
Fase 4: Verdriet/depressie
Fase 5: Acceptatie


Slide 17 - Tekstslide

sterfbedvisioenen ( blz 100)
Mensen die (bijna) dood zijn spreken spreken wel eens over 'sterfbedvisoenen'. 
Ze zien heldere kleuren, een eind van de tunnel of een weerzien met geliefden/familieleden.
Er zijn verschillende verklaringen: biologisch of spiritueel. 
Soms is er geen wetenschappelijke verklaring.

Slide 18 - Tekstslide

rituelen bij stervensbegeleiding
rooms katholiek: Ziekenzalving met oliesel.  Bidden( vragen) om de Heilige Geest voor zegen, kracht en troost. ( bron 13)
Islam: Bidden voor iemand die sterft : lofspreuk en geloofsbelijdenis.  Ook vergeef je iedereen om je heen , voordat je sterft. Stervende ligt op rechterzijde: gezicht richting Mekka.
Boeddhisme: Posotieve mantra's en de stervende mag vlak voor én na de dood niet aangeraakt worden. 

Slide 19 - Tekstslide

Het stervensproces
lees blz 101.

Werk alvast aan opdracht 1 van 11.4 in je werkboekje. Leg de volgende begrippen uit:
Biologische dood
Klinische dood
Hersendood
dualisme

Slide 20 - Tekstslide

Wat betekent :'Ambrozijn'?
A
onsterfelijk
B
ongeschonden
C
ongezond
D
sterfelijk

Slide 21 - Quizvraag

Wat houdt 'biologische onsterfelijkheid in'?
A
Je hebt het eeuwige leven. Je lichaam kan niet sterven.
B
Je leeft extra jaren.
C
Cellen vermenigvulden zich sneller.
D
Cellen verouderen niet ,maar verjongen zelfs.

Slide 22 - Quizvraag

Waarom heeft de uitspraak 'Carpe Diem' iets hedonistisch?
A
Deze uitspraak roept op tot verantwoordelijkheid
B
Deze uitspraak is als een opgestoken vingertje
C
Deze uitspraak roept om te genieten van je leven
D
Deze uitspraak roept op om te roekeloos te leven

Slide 23 - Quizvraag

'Memento Mori' betekent :
A
Het verwijst naar het laatste oordeel: hemel of hel?
B
Door je bewust te zijn van de dood sta je anders in het leven
C
Waarschuwing dat je van je leven moet genieten
D
Oproep om los te komen van materiële zaken.

Slide 24 - Quizvraag

wat is 'taboe'?
A
Een onderwerp die veel besproken wordt
B
Een Zuid Afrikaans stervensritueel
C
Iets waarover men liever niet spreekt
D
Een ritueel waarin het onbesprokene uitgebeeldt wordt.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een maatschappelijk taboe?
A
Politiek
B
Euthanasie
C
Financiën
D
Drugs

Slide 26 - Quizvraag

Welke fase hoort niet in het rouwproces thuis
A
aanvaarden
B
acceptatie
C
controle
D
woede

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een hospice?
A
Een rituele handeling
B
Een instelling voor mensen in hun laatste levensfase
C
Een tehuis voor mensen die revalideren na een BDE
D
Een opvangmogelijkheid voor nabestaanden.

Slide 28 - Quizvraag

Mening vraag: Hoe verklaar jij een sterfbed visioen?
A
Een biologisch mechanisme van de hersenen
B
Een bewijs van een leven na de dood
C
Een droom of fantasie van de stervende
D
Een leugen van de stervende.

Slide 29 - Quizvraag

Wat ben je als je klinisch dood bent?
A
De eerste minuten waarin je geen hartslag/ademhaling hebt. Reanimatie is nog mogelijk
B
Je status als stervende, vlak voor de dood.
C
Je status na een blokuur wiskunde
D
Als je niet meer gereanimeerd kan worden, maar je nog wél donor kan zijn.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is 'biologisch dood'.
A
Als je zonder chemischie hulpmiddelen een natuurlijke dood bent gestorven
B
Als je nog gereanimeerd kan worden.
C
Als je niet meer gereanimeerd kan worden
D
De status vlak voor intreding van de dood.

Slide 31 - Quizvraag

Wat is er aan de hand als je hersendood bent?
A
als je IQ lager is dan 75
B
Als je klinisch dood bent
C
Als je zonder je telefoon niet meer kunt overleven
D
Als je zonder machines niet meer kunt overleven

Slide 32 - Quizvraag

wat betekent filosofisch dualisme in dit hoofdstuk?
A
bepaalde mentale verschijnselen zijn materieel
B
Bepaalde mentale verschijnselen zijn immaterieel
C
Bepaalde materiële verschijnselen zijn mentaal
D
Bepaalde materiële verschijnsel zijn immateriëel.

Slide 33 - Quizvraag

afsluiting 
Voor de volgende keer maak je  de gele vragen van paragraaf 11.4.


Slide 34 - Tekstslide