powercollege 2_afschrijving

Powercollege 2_afschrijven
Afschrijving & overige kosten 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Powercollege 2_afschrijven
Afschrijving & overige kosten 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat investeren is 
  • Je kunt uitleggen wat afschrijving is
  • Je kunt afschrijvingskosten berekenen
  • Je kunt aangeven wanneer een bedrijf arbeidsintensief of kapitaalintensief produceert. 
  • Je weet wat maatschappelijke opbrengsten en kosten zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Investeren is:
A
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
B
Het kopen van nieuwe consumptiegoederen
C
Het in dienst nemen van geschoolde werknemers
D
Het in dienst nemen van ongeschoolde werknemers

Slide 3 - Quizvraag

Investeren 
  • Geld uitgeven aan machines of andere spullen, met het doel om daar geld mee te verdienen.
  • De bedoeling is dat je meer geld verdient dan, dat je hebt uitgegeven aan de investeren.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer zou een bedrijf kapitaalintensief of arbeidsintensief produceren?

Slide 5 - Tekstslide

Kapitaal of arbeidsintensief
  • Wanneer zou een bedrijf kapitaalintensief of arbeidsintensief produceren?
  • Wanneer een bedrijf veel machines heeft dus veel geld in machines stopt en zij het meeste werk doen in het bedrijf is het bedrijf kapitaal intensief
  • Wanneer een bedrijf veel mensen heeft die het werk in het bedrijf doen, zoals op school zo is, noemen we dit een arbeidsintensieve productie.

Slide 6 - Tekstslide

Kun je een auto altijd gebruiken?
  • Nee uiteindelijk vroeg of laat zul je een nieuwe auto moeten kopen.
  • Kun jij een nieuwe auto met een maandsalaris kopen?
  • Nee de meeste mensen kunnen dat niet doen. Je zult daarom geld op zij moeten zetten en de waarde van je auto moeten afschrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Afschrijving: Waarde vermindering van een auto of andere machine.
  • Formule: (aanschafprijs – restwaarde) : aantal gebruiksjaren.
  • Aanschafprijs: Het bedrag dat je voor een nieuw apparaat moet betalen
  • Restwaarde: Het geld wat je voor het oude apparaat krijgt
  • Gebruiksjaren: Hoelang je het apparaat gebruikt, voordat je een nieuwe nodig hebt

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld vraag 1
Je koopt een auto voor je bedrijf. De auto kost €25.000.  Je verwacht dat de auto 10 jaar mee gaat. Na die 10 jaar kun je de auto voor nog €3.500 euro verkopen. Hoeveel euro schrijf je per jaar af?
Formule: (Aanschafprijs - Restwaarde) : Aantal gebruiksjaren

Slide 9 - Open vraag

Voorbeeldsom 1
  • Je koopt een auto voor je bedrijf. De auto kost €25.000.  Je verwacht dat de auto 10 jaar mee gaat. Na die 10 jaar kun je de auto voor nog €3.500 euro verkopen. Hoeveel euro schrijf je per jaar af?
  • Formule: (Aanschafprijs - Restwaarde) : Aantal gebruiksjaren
  • €25.000 - 3.500= €21.500,00
  • €21.500,00 : 10= €2.150,00

Slide 10 - Tekstslide

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht.
Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 11 - Quizvraag