Starttaal Entree Thema 1 Vrije tijd taak 1 sporten

Starttaal entree


Introductieles
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4,5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Starttaal entree


Introductieles

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands bij Entree: 
We werken aan onderstaande onderdelen:

  • Schrijven
  • Luisteren
  • Lezen
  • Spreken
  • Gesprekken


Deze onderdelen zijn ook examen onderdelen. Alle oefeningen die we maken zijn een voorbereiding op je theorie entree examen.

Slide 2 - Tekstslide

Startteel Entree
  • Werkboek :  3 thema : Vrije tijd, Vervoer, Wonen
     - starttaak (voorkennis, wat weet je al?)
     - 5 aanvullende taken
  • Digitaal : starttaal Entree Online (studiemeter); soms in de les, ook voor thuis en tijdens KWT. Je bent zelf ook aan zet. 

Slide 3 - Tekstslide

thema 1 taak 1  Sporten

Slide 4 - Tekstslide

Starten met een thema
Blz 7 en 8: thema 1 vrije tijd bestaat uit 6 taken: 
  • start taak
  • taak 1 sporten
  • taak 2 erop uit gaan
  • taak 3 een telefoon kopen
  • taak 4 een songtekst schrijven
  • taak 5 verzorg je taal 


Slide 5 - Tekstslide

vrije tijd

Slide 6 - Woordweb

Start taak
Doel: jezelf orienteren op het thema vrije tijd

Opdracht 1a:  Kleur de dagdelen waarop jij vrije tijd hebt.
Opdracht 1b: vul je vrije tijds paspoort in

Waarom is vrije tijd belangrijk?


Slide 7 - Tekstslide

Taalvaardigheden
Blz 10 en 11:
Bij iedere opdracht komen taalvaardigheden aan bod. Taalvaardigheden zijn onderdelen van de Nederlandse taal die je moet beheersen aan het einde van de les.

Per taak (er zijn er 5) kun je zien welke vaardigheid aan bod komt. Vul de vaardigheden in voor taak 1: sporten.

Slide 8 - Tekstslide

Leerstof overzicht
blz 12 en 13: iedere taak heeft leerdoelen en belangrijke begrippen. De samenvatting vind je aan het begin van iedere taak. Hier staat ook de instructie bij iedere opdracht. 

De belangrijke begrippen nemen we met z'n allen door. 

Slide 9 - Tekstslide

Oriëntatie opdracht
Doel: belangrijke informatie uit een fragment kunnen halen.
We lezen vooraf de vragen zodat je gericht kunt kijken en luisteren. 

Vraag B hoort bij het fragment.
Vraag C op blz 15: mening vragen. Gebruik een zin om je antwoord op te schrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Zoekend lezen.....
Als je zoekend leest dan lees je niet de hele tekst maar zoek je in de tekst naar de informatie die je nodig hebt. 
Stappenplan blz 12 bekijken

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1 zoekend lezen
Traininingsprogramma's vergelijken...

Maak de vragen van blz 15 t/m blz 19

Succes!

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2: formulier invullen
Als je je ergens voor inschrijft, vul je een (digitaal) formulier in.
Je vult o.a. je persoonlijke gegevens in. Daarvoor gebruik je blokletters. 

Voor je invult, lees je een formulier goed door.

Slide 14 - Tekstslide

 bekijk het plaatje

Slide 15 - Tekstslide

Waar is dit formulier voor?

Slide 16 - Open vraag

Blz 161: bekijk het plaatje

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer vul je dit formulier in?
A
Als je een vraag hebt.
B
Als je een rekening wil betalen.
C
Als je boodschappen gaat doen.
D
Als je naar de bioscoop gaat.

Slide 18 - Quizvraag

Steeds vaker zijn formulieren digitaal
Vaak kun je online formulieren invullen.
Soms vul je eerst een papieren formulier in.
Bijvoorbeeld een stagecontract, waarop een handtekening moet.
Daarna scan je deze en kun je het opsturen (digitaal).

Slide 19 - Tekstslide

Je naam invullen
Op een formulier moet je altijd je naam invullen. Dit lijkt makkelijk. Toch is dit best moeilijk. Want welke naam moet je invullen?
Staat er:

  • Naam en voornaam = 
vul dan bij naam je achternaam in. Vul bij voornaam je voornaam in.  Bijv. Bergmans Jill

  • Naam en voorletters =
Vul bij naam je achternaam in en bij voorletters je voorletters. Bijv. Bergmans J.M.A. 

Voorletters heb je bijvoorbeeld als je bent gedoopt.
Je kunt je voorletters vinden op je ID-kaart of je paspoort.

Slide 20 - Tekstslide

Pietersen
P.J.M.
Dorpstraat 2
01-03-2007
vrouw
adres
achternaam
voorletters
geslacht
geboortedatum

Slide 21 - Sleepvraag

Maken
Opdracht 2 blz. 20 t/m 23

We nemen de opdracht samen door.
Daarna ga je aan de slag. 

Slide 22 - Tekstslide

Oriënteren op een fragment
Orienteren betekent: vooraf nadenken over waar een fragment over gaat.

Opdracht 3 blz 23

We bekijken samen de aankondiging: titel, plaatje.
Daarna lezen we de tekst samen.
We beantwoorden vraag 1 t/m 4 op blz 23 en 24.

Slide 23 - Tekstslide

Nu zelf
Oriënteer je op het stukje "de perfecte loopbandtraining".
Kijk naar het plaatje en lees de tekst aandachtig.

Beantwoord vraag 1, 2 en 3 op blz 24 en 25.




Slide 24 - Tekstslide

Checken
We controleren of je voorspelling klopt.
We gaan kijken naar het filmpje de perfecte loopbandtraining.
Kijk aandachtig.

Geef antwoord vraag 1 t/m 3 op blz 25. 
We kijken het filmpje 2x. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Opdracht 4: instructie begijpen
Instructie is een ander woord voor uitleg.
Instructie kan met woorden (praten), zien (video's) of luisteren (podcast). 

Instructie is belangrijk als je iets wil begrijpen. Bijvoorbeeld de les Nederlands, de Ikea kast die je in elkaar wil zetten of de sportoefeningen die je wil doen. 

Slide 27 - Tekstslide

Vervolg
Je kunt een instructie aan de volgend dingen herkennen:
- de iutleg wordt in stappen gegeven.
- de stappen staan in een vaste volgorde
- elke stap begint met een werkwoord
- de stappen worden verduidelijkt met bijvoorbeeld plaatjes. 

Instructies zijn er in allerlei vormen.

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeelden van instructie:

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 4
blz 26 en 27: we lezen samen " een roerei eten na het sporten?

Daarna maak je de vragen op blz. 26 en 27

Tot slot kijken we de opdracht na.

Slide 33 - Tekstslide

Checken
We controleren met het fragment "buikspieroefeningen" of je de juiste stappen je boek hebt opgeschreven.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Eindopdracht
Deze taak sluiten we af met een eindopdracht.
Deze eindopdracht wordt beoordeeld.
Je krijgt er een punt voor dat op je rapport komt.
De beoordeling komt in je entree portfolio.

Slide 36 - Tekstslide

Een vlog maken
de eindopdracht is het maken van een vlog.
Je vlog gaat over een sport.
Je laat de vlog aan je docent zien.
Je docent beoordeeld met hulp van blz. 31.
Deze bekijken we nu samen.

We gaan nu stap voor stap toewerken naar je vlog.

Slide 37 - Tekstslide

Een voorbeeld
Blz 28. We gaan kijken naar een voorbeeldvlog.
We beantwoorden de vragen op blz. 28

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Blz 29
Vraag B: we schrijven kenmerken op van een vlog: goede en slechte kenmerken.

Daarna lezen we C: de situatie halverwege blz. 29

We gaan daarna beginnen met de voorbereiding met hulp van blz. 29 en 30

Slide 40 - Tekstslide

Samen oefenen en opnemen
In tweetallen: oefen je vlog door tegen de ander te vertellen. Let daarbij op de punten onderaan blz. 30.

Genoeg geoefend? Zoek een plek waar je je vlog op kan nemen. Controleer met hulp van blz 30 en 31 of je tevreden bent. 

Daarna lever je je vlog in bij de docent ter beoordeling.

Slide 41 - Tekstslide