HS 1 Bron A + Opfrissen: Presente perfecto Bron D

¡Hola y bienvenidos a la clase!
Op tafel:
- TB, WB & notitieschrift

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

¡Hola y bienvenidos a la clase!
Op tafel:
- TB, WB & notitieschrift

Slide 1 - Tekstslide

El programa 
Doelen:
  • Bron A
  • Presente perfecto herhalen

Plan:
  • Actividad 1: Bron A (15 min)
  • Actividad 2: Presente perfecto/ Bron D (10 min)
  • Actividad 3: Oefeningen maken (15 min)
  • Actividad final:  LessonUp vragen en huiswerk (5 min)


Slide 2 - Tekstslide

BRON A
TB p. 7
WB p. 8- 9
oef. 3 a,b samen &
 4 a,b,c individueel maken
timer
15:00
Bron A oef. b




Eerder klaar?
Lees Bron D blz. 10 en maak een samenvatting in je schrift.

Slide 3 - Tekstslide

El presente perfecto = De voltooid tegenwoordige tijd
  • Wanneer gebruik je de vtt? Als je wilt vertellen wat je hebt gedaan maar er is nog een relatie met het heden. 


  • Tijdsaanduidingen:
Maak notities:
Voorbeeld: Esta mañana he desayunado . 
                  Vanochtend heb ik ontbeten. 
  • Hoy - vandaag
  • Siempre- altijd
  • Este año - dit jaar
  • Esta semana - deze week
  • Esta mañana - vanochtend
  • Estas vacaciones - deze vakantie
  • Ya- al
  • Etc.
Bron D
TB blz. 10

Slide 4 - Tekstslide

El presente perfecto = De voltooid tegenwoordige tijd...
maak je met een hulp ww en een voltooid deelwoord: 
uitgang:

Slide 5 - Tekstslide

Sommige ww hebben een onregelmatige voltooid deelwoord:
Infinitivo
Participio
ir
ido                  (gegaan/geweest)
abrir
abierto           (geopend)
decir
dicho              (gezegd)
romper
roto                 (stukmaken)
escribir
escrito            (geschreven)
hacer
hecho            (gedaan)
poner
puesto           (neergezet)
ver
visto                (gezien)
volver
vuelto             (teruggekomen)

Slide 6 - Tekstslide

Het hulpwerkwoord voor de
presente perfecto is...
A
tener
B
hacer
C
ser
D
haber

Slide 7 - Quizvraag

De perfecto van estar is...
A
estido
B
estedo
C
estado

Slide 8 - Quizvraag

Perfecto: Comer
A
comido
B
comado
C
comedo

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van de perfecto?
A
trabajo
B
he trabajado
C
trabajé
D
estoy trabajando

Slide 10 - Quizvraag

Perfecto: ir (ellas)
A
ha ido
B
han ido
C
hemos ido
D
habéis ido

Slide 11 - Quizvraag

Perfecto: Surfear (tú)
A
he surfeado
B
ha surfeido
C
has surfeado
D
has surfeido

Slide 12 - Quizvraag

Juego  
Ping pong del 
Presente perfecto 
con irregulares 
(zie schema).

Slide 13 - Tekstslide

¡Buenos días!
Op tafel:
- TB, WB & notitieschrift
  

Slide 14 - Tekstslide

timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

El programa:

1. Startopdracht
2. Zelfstandig werken WB
3. Juego
4. Voca
Objetivos:

  • Repetir y practicar el presente perfecto.

Slide 16 - Tekstslide

El presente perfecto = De voltooid tegenwoordige tijd
  • Wanneer gebruik je de vtt? Als je wilt vertellen wat je hebt gedaan maar er is nog een relatie met het heden


  • Tijdsaanduidingen:

Voorbeeld: Esta mañana he desayunado . 
                  Vanochtend heb ik ontbeten. 
  • Hoy - vandaag
  • Este año - dit jaar
  • Esta semana - deze week
  • Esta mañana - vanochtend
  • Estas vacaciones - deze vakantie
  • Etc.
Bron D
TB
Blz. 10
  • Hoy - vandaag
  • Siempre- altijd
  • Este año - dit jaar
  • Esta semana - deze week
  • Esta mañana - vanochtend
  • Estas vacaciones - deze vakantie
  • Ya- al
  • Etc.

Slide 17 - Tekstslide

Sommige ww hebben een onregelmatige voltooid deelwoord:
Infinitivo
Participio
ir
ido                  (gegaan/geweest)
abrir
abierto           (geopend)
decir
dicho              (gezegd)
romper
roto                 (stukmaken)
escribir
escrito            (geschreven)
hacer
hecho            (gedaan)
poner
puesto           (neergezet)
ver
visto                (gezien)
volver
vuelto             (teruggekomen)

Slide 18 - Tekstslide

Practica y domina el Presente perfecto.
Werkboek:

timer
20:00
  1. Blz. 18 - 19; oef. 13 (a, b, c, d) 
  2. Blz. 20- 21; oef. 15 (a, b) 
  3. Nakijken
Klaar? 
  1. Laat het weten aan de docent. 
  2. Begin een StudyGo lijst te maken voor hoofdstuk 1. 

Slide 19 - Tekstslide

Juega - speel! 
WB blz. 20; oef. 14 
STAP 1 van 2:
  1. 1 dobbelsteen nodig = www.onlinedobbelsteen.nl 
  2. Knipvel p.  151 van het WB, knip de kaartjes met de ww op -ar, er & -ir uit.
  3. Eén persoon uit jullie groepje is scheidsrechter: hij/ zij heeft bron D op blz. 10 van het TB voor zich.
  4. Groepjes maken: van 4 of 5 personen.
  5. Plaats de tafels en stoelen in groepen.
Werkwoordenspel

Slide 20 - Tekstslide

Juega - speel! 
Blz. 20; oef. 14 
STAP 2 van 2:
  1. Leg het stapeltje ww omgekeerd op tafel. Hussel de kaartjes.
  2. Om de beurt draai je één kaart van de stapel om en gooi je met de dobbelsteen. 
  3. Je vervoegt het ww in de persoon die de dobbelsteen aangeeft (zie schema). Gebruik de PRESENTE
  4. De scheidsrechter controleert het antwoord!
  5. Als het goed is, bewaar je de kaart. Als het fout is, gaat de kaart terug op de stapel.
  6. Speel door tot de kaarten op zijn. Degene met de meeste kaarten heeft gewonnen. 
  7. Speel het spel nog eens. Vervoeg nu de ww in de PRESENTE PERFECTO. 
Werkwoordenspel

Slide 21 - Tekstslide

Boleto de salida - exit ticket
  1. Decir palabras nuevas.
  2. Ejemplos de participio irregular.
  3. Compartir la estrategia para gramática y/o vocabulario.


Slide 22 - Tekstslide

¡Buenos días!
Op tafel:
- TB, WB 
  

Slide 23 - Tekstslide

El programa:

  1. Voca overhoring
  2. Actividad final

Slide 24 - Tekstslide

Voca overhoring- schriftelijk. 

  1.  la calle
  2. al final
  3. cerca
  4. la interpretación
  5. expresivo
  6. la construcción
  7. la obra
  8. diseñar
  9. pasear
  10. el edificio


  1. viejo
  2. tomar el sol
  3. volar
  4. preferir
  5. el viaje
  6. relajado
  7. descansar
  8. la creación
  9. por supuesto
  10. el barrio

Slide 25 - Tekstslide

Controleer je antwoorden:

  1.  la calle -                   de straat 
  2. al final -                    aan het eind
  3. cerca -                       dichtbij
  4. la interpretación - de interpretatie
  5. expresivo -              expressief
  6. la construcción -  de bouw
  7. la obra -                   het (kunst)werk 
  8. diseñar -                  ontwerpen
  9. pasear -                   wandelen
  10. el edificio -             het gebouw


  1. viejo -                oud
  2. tomar el sol -   zonnen
  3. volar -               vliegen
  4. preferir -          de voorkeur geven aan
  5. el viaje -           de reis
  6. relajado -         ontspannen
  7. descansar -      ontspannen
  8. la creación -    de creatie
  9. por supuesto - natuurlijk
  10. el barrio -         de wijk

Slide 26 - Tekstslide

Leer de woordjes van deze les via StudyGo!
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide