mbo 3 hoofdstuk 8 - 1 omtrek en oppervlakte

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les
  • ken je het verschil tussen omtrek en oppervlakte.
  • begrijp je wat omtrek is.
  • kan je de omtrek van een simpele veelhoek uitrekenen.
  • begrijp je dat bij omtrek een lengtemaat hoort.
  • kan je de oppervlakte van een simpele veelhoek met een ruitjesachtergrond uitrekenen.
  • kan je de oppervlakte van een rechthoek berekenen.
  • begrijp je dat bij oppervlakte een oppervlaktemaat hoort.
  • weet je hoe je de oppervlakte maten (bijvoorbeeld m²) uitspreekt.
  • kan je lengte-eenheden omrekenen als dit in de context nodig is.
  • kan je de formule voor omtrek en oppervlakte van rechthoeken gebruiken als deze gegeven is (ook in letters).

kan de oppervlakte van een samengesteld figuur berekenen als deze uit maximaal 2 rechthoeken bestaat.









Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 17 - Open vraag

De omtrek van de figuur is de lengte om de figuur heen. Je kan dus de lengte van de zijden optellen:
omtrek = 3 cm + 3 cm + 4 cm + 5 cm = 15 cm


Slide 18 - Open vraag

Het goede antwoord is: 14,4 cm en 144 mm
Je mag zelf kiezen in welke eenheid je rekent.
omtrek =2 × 45 mm + 2 × 27 mm = 144mm                   2 × 4,5 cm + 2 × 2,7 cm = 14,4 cm


Slide 19 - Open vraag

Het goede antwoord is: 2 000 mm2
De oppervlakte van de rechthoek bereken je op de volgende manier:
Oppervlakte = lengte × breedte = 50 × 40 = 2 000 mm2


Slide 20 - Open vraag

De breedte van de tuin is 6 meter. Daar gaat 1 m vanaf voor het pad.
De oppervlakte van de tuin bereken je op de volgende manier:
Oppervlakte = lengte × breedte = 10 × 5 = 50 m2


Slide 21 - Open vraag

Om de oppervlakte uit te rekenen verdeel je de L in twee rechthoeken. Dat kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld zo:
oppervlakte A = 2,2 cm × 6 cm = 13,2 cm² oppervlakte B = 2 cm × 1,5 cm = 3 cm² 
totale oppervlakte van de L = 13,2 + 3 = 16,2 cm²


Slide 22 - Open vraag

Eerst bereken je de oppervlakte van de rechthoek:
Oppervlakte = lengte × breedte = 6 × 5 = 30 cm2
De driehoek is de helft van de rechthoek.
30 ÷ 2 = 15 cm2