In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
1.4 Hefbomen
Slide 1 - Tekstslide
Deze lessonup bestaat uit tekst, filmpjes, vragen, en opdrachten uit het boek.
Je werkt zelfstandig of met degene naast je door de Lessonup.
Als je theorie moeilijk vindt kun je altijd 1.4 van het boek erbij pakken
Je kunt hulp vragen bij dhr. van Praagh
Bij sommige dia's moet je iets opschrijven, dat doe je in je natuurkundeschrift.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Wat zijn enkele en dubbele hefbomen?
Slide 3 - Tekstslide
Hier zie je een aantal hefbomen
Enkele hefboom nog een enkele
dubbel->
t (twee armen)
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoel
Leren hoe je met een hefboom een kracht kunt vergroten of verkleinen
Leren wat het draaipunt is, wat een arm is, en wat krachten hiermee te maken hebben.
Slide 5 - Tekstslide
Werken met een hefboom
Met een hefboom kun je een kracht groter (of kleiner) maken. Elke hefboom heeft een draaipunt, hier is dat het midden van de moer. Je spierkracht werkt op een grote afstand van het draaipunt. De werkkracht is de kracht van de steeksleutel op de moer. Omdat de afstand van de werkkracht naar het draaipunt klein is, wordt de werkkracht juist groot.
Slide 6 - Tekstslide
Als je een grote werkkracht wil, moet je de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht ...
A
verkleinen
B
vergroten
C
het maakt niks uit wat je daarmee doet.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is waar als je de spierkracht en de werkkracht vergelijkt?
De spierkracht moet worden ....
A
vergroot want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is ook groot
B
verkleind want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is ook groot
C
vergroot want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is klein
D
verkleind want de afstand tussen het draaipunt en de werkkracht is ook groot
Slide 8 - Quizvraag
Teun bakt lekkere patat. Eerst moeten natuurlijk de aardappelen gesneden worden met een patatsnijder. Door een hefboom naar beneden te drukken wordt de aardappel door een rooster met messen geduwd. Teun drukt de hefboom met een kracht van 20 N naar beneden. Maak de zin compleet. De kracht op de aardappel is ... 20 N.
A
kleiner dan
B
gelijk aan
C
groter dan
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
Tijd voor een formule!
Je gaat leren wat het natuurkundige moment is, en hoe je daarmee kunt rekenen.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
00:40
LET OP!
Wij gebruiken GEEN L voor de arm maar een r
De formule is dus:
M=F⋅r
Slide 13 - Tekstslide
01:56
Met arm wordt de afstand (r) bedoeld tussen de kracht en het draaipunt.
Hier is de arm de afstand tussen de stippellijnen (links groot, rechts klein)
Slide 14 - Tekstslide
02:32
Heb je het opgeschreven in je natuurkundeschrift?
A
JA
B
JA
Slide 15 - Quizvraag
moment kort je af met
Slide 16 - Open vraag
En wordt gemeten in de eenheid:
A
M
B
Nm of Ncm
C
cm
D
N
Slide 17 - Quizvraag
Leerdoel
Wat is evenwicht?
En hoe weet je of er evenwicht is?
Rekenen met de momentenwet
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
01:49
Voor evenwicht moet je het gewichtje hangen op plek ........
Slide 20 - Open vraag
02:25
Hoeveel kracht hebben we hier nodig?
A
Ook 0,5 N
B
6 N
C
3 N
D
0,75N
Slide 21 - Quizvraag
04:20
Opgeschreven! En van de l maak je ook hier weer een r
A
Oke beloofd ik heb het gedaan.
B
Oke beloofd ik heb het gedaan
C
Oke beloofd ik heb het gedaan.
D
Oke beloofd ik heb het gedaan.
Slide 22 - Quizvraag
02:36
Op welke plek(ken) werkt een kracht?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 23 - Quizvraag
Voorbeeld van iemand die iets wil optillen met een hefboom.
Links is de arm (r) groot en de kracht (F) klein
Rechts is de arm klein en de kracht groot.
Slide 24 - Tekstslide
02:36
Welke letter geeft een arm aan?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 25 - Quizvraag
02:36
Waar zit het draaipunt in deze kraan?
A
Op punt A
B
Op punt B
C
Op punt C
D
Bij D, het is de afstand tussen B en C
Slide 26 - Quizvraag
Als je de hefboom loslaat draait deze....
A
naar links
B
naar rechts
C
niet want er is evenwicht
Slide 27 - Quizvraag
Bereken met de hefboomregel of de hefboom hiernaast in evenwicht is. (geef een berekening op je blaadje)
A
Er is evenwicht
B
Het moment links is groter
C
Het moment rechts is groter
Slide 28 - Quizvraag
Nu maak je opgave
40, 41, 42 en 44
online
(ben je vergeten hoe je moest rekenen met zwaartekracht? lees terug in 1.1 op pagina 9 van het boek).
Slide 29 - Tekstslide
Dit was vraag 41 Vis A weegt ...
Slide 30 - Open vraag
En vis B is dan
Slide 31 - Open vraag
Maak nu 43
Daar heb je je WERKBLAD voor nodig, en moet je iets tekenen
Heb je het niet meer?
De werkbladen staan op teams.
Ga het zelf printen.
Slide 32 - Tekstslide
Bij welke gitaar kun je de snaren strakker vastdraaien?
A
Bij beide even strak
B
Bij de gitaar links
C
bij de basgitaar rechts
Slide 33 - Quizvraag
Maak nu vraag 45
In de online omgeving
Slide 34 - Tekstslide
Ook weer hefbomen, maar met het draaipunt niet in het midden
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
maak opgave 46 en 47
In de online omgeving
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Video
Een flessenopener kan op 2 manieren gebruikt worden, zoals je op dit plaatje ziet. Leg uit in welke situatie dat het makkelijkst is.
(tip: zoek in beide situaties het draaipunt, en de lengte van de arm)
Slide 39 - Open vraag
Bereken het moment aan de rechterkant.
Elk gewichtje weegt 0,25N
Slide 40 - Open vraag
Bereken nu het moment aan de andere kant (links).
Elk gewichtje weegt hier ook 0,25N. Is er evenwicht?
Slide 41 - Open vraag
Hoe groot is de kracht die er op de spijker wordt uitgeoefend?