NL DVL 2.1.3. - Tekstsoorten en tekstdoelen

Hoe lees je een tekst?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoe lees je een tekst?

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les: 
- Weet je welke Nederlandse examens je hebt en wanneer;
- Kan je verschillende leesstrategieën toepassen;
- Verschillende tekstsoorten herkennen;
- De veelvoorkomende tekstdoelen (informeren, overtuigen, overhalen, instrueren) herkennen.


Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
Voorstellen - allen
Uitleg examenjaar - allen
Start examentraining - alleen thuiswerkers
Leesstrategieën (opdracht - uitleg - opdracht) 
Tekstsoorten en doelen (uitleg - opdracht)





Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lessen
Theorieles (op school) / oefenexamens maken (thuis)

Studiepunten: 4 oefenexamens af + actieve bijdrage les

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht

Slide 17 - Tekstslide

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

Tekstsoorten en tekstdoelen
Informeren: informatie geven met feiten 
Overtuigen: mening geven
Overhalen: lezer activeren dat hij iets gaat doen
Instrueren: instructie geven
Amuseren: vermaken

Slide 20 - Tekstslide

Informerende tekst
Schrijver wil informatie geven. Er staan vooral feiten in de tekst. Er staat geen mening in van de schrijver zelf.


Als er een mening in een informerende tekst staat, is die mening van iemand anders. Er staat dan bij van wie die mening is.

Wat is een 'feit'?
Van een feit kan je bewijzen dat het waar is.

Slide 21 - Tekstslide

Overtuigen & overhalen
Overtuigen: de schrijver geeft zijn mening om de lezer te overtuigen. 
Er staat één mening centraal. Er staan argumenten in de tekst. 
Bijv. ingezonden brief of internetforum

Overhalen: de schrijver wil de lezer overhalen om iets te doen/ te activeren. 
Bijv. reclame of een uitnodiging.

Slide 22 - Tekstslide

Instrueren
Uitleg hoe je iets moet doen. 
Kenmerken:
  • stapsgewijs
  • gebiedende wijs/ aanspreken met ‘jij’ of ‘u’.
  • afbeeldingen

Voorbeeld instruerende tekst: handleiding

Werkwoord aan begin van de zin die zegt wat je moet doen.
Stap op je fiets’ / ‘Neem een theelepel zout’

Slide 23 - Tekstslide

Amuseren
Tekst om je te vermaken/ ter ontspanning. 

Bijv. boek, strip, gedicht

Slide 24 - Tekstslide

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 25 - Quizvraag

Tekstsoorten

Doel van een strip
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren

Slide 26 - Quizvraag


A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Instruerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 27 - Quizvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Gevoelens oproepen
Mening geven
Instrueren

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 29 - Sleepvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 30 - Sleepvraag

Vragenlijst 

Slide 31 - Tekstslide

Volgende les: 
Opbouw van een tekst
signaalwoorden & signaalzinnen

Online: oefenexamen 1 
Wel aanwezig bij start van de les

Slide 32 - Tekstslide

Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten. Je houdt er 2 over.
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Waarschuwen
Activeren
Adviseren
Instrueren

Slide 33 - Sleepvraag

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
informeren
overtuigen
activeren
amuseren
stripverhaal
handleiding
schoolboektekst
filmrecensie
advertentie
roman
ingezonden brief

Slide 34 - Sleepvraag