wie zijn er crimineel

Wie zijn er crimineel
Vorige les?

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wie zijn er crimineel
Vorige les?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een misdrijf?

Slide 2 - Open vraag

Welk begrip hoort bij de volgende uitleg: "iets pas strafbaar is op het moment dat het gedrag (delict) strafbaar gesteld is volgens de wet"
A
Rechtsstaat
B
Democratie
C
Legaliteitsbeginsel
D
Criminaliteit

Slide 3 - Quizvraag

Overtreding

Slide 4 - Woordweb

Doelen
Aan het einde van de les kunnen jullie: 
- Uitleggen wat het verschil is tussen een crimineel en verdachte 

- Minimaal twee risicofactoren noemen, en daarbij uitleggen waardoor iemand eerder crimineel gedrag zou vertonen dan een ander 

- Een eigen casus bedenken waarin de termen (a) crimineel/verdachte en (b) misdrijf/overtreding en (c) risicofactor of maatschappelijke omstandigheid correct gebruiken. (opdracht)

Slide 5 - Tekstslide

Wat te doen vandaag
1. Begrippen
2. Eigen casus maken (huiswerk voor als het niet af is)

Slide 6 - Tekstslide

Risicofactoren
Omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten
https://www.answergarden.ch 

Slide 7 - Tekstslide

Maatschappelijke omstandigheden
Algemene omstandigheden die crimineel gedrag kunnen versterken, zoals:
- Minder strenge normen (dan vroeger)
- Minder sociale controle 

Slide 8 - Tekstslide

Doelen 
- Uitleggen wat het verschil is tussen een crimineel en verdachte 

- Minimaal twee risicofactoren noemen, en daarbij uitleggen waardoor iemand eerder crimineel gedrag zou vertonen dan een ander 

- Een eigen casus bedenken waarin de termen (a) crimineel/verdachte en (b) misdrijf/overtreding en (c) risicofactor of maatschappelijke omstandigheid correct gebruiken. (opdracht, nog niet gedaan, komt hierna 
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht, huiswerk
 Een eigen casus bedenken waarin de termen 
(a) crimineel/verdachte en 
(b) misdrijf/overtreding en
 (c) risicofactor of maatschappelijke omstandigheid 
correct gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide