HV3 th.3 de bloedsomloop: H5 het immuunsysteem en H8 bloedgroepen QUC

3.5 Het immuunsysteem
Vraag van vandaag:
Hoe werkt het corona vaccin?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.5 Het immuunsysteem
Vraag van vandaag:
Hoe werkt het corona vaccin?

Slide 1 - Tekstslide

pfizer + moderna = mRNA vaccin 
janssen + AstraZeneca = normaal vaccin

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  • Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan.
  • Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
  • Je kunt beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichaamsvreemd
  • Stoffen die niet in het lichaam thuishoren
  • Lichaam heeft barrières om ziekteverwekkers (bacteriën en virussen) buiten het lichaam te houden
  • 1. Huid
  • 2. Slijmvliezen ( neus en keel, met trilhaartjes)
  • 3. Maagzuur

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectie
  • Ziekteverwekker toch door de huid heen? --> infectie
  • Afweersysteem/ immuunsysteem wordt actief.
  • Witte bloedcellen moet ziekteverwekkers opsporen en dood maken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • Virussen zijn geen levende wezens. Ze bestaan uit DNA met een schil van eiwit.
  • Afweersysteem/ immuunsysteem herkent virus aan antigeen op de buitenkant van een cel of virus

  • Lichaamsvreemde antigenen activeren het afweersysteem
Antigeen is voor elk type bacterie of virus anders.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antigenen
  • Infectie: binnendringen van ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels)
  • Lichaamsvreemde stoffen: antigenen
  • Immuunsysteem gaat aan de slag
  • Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk door insluiten 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antistoffen
  • Antistoffen: stoffen die gemaakt worden door witte bloedcellen
  • Antistoffen zitten opgelost in het bloed
  • Antistoffen reageren op de antigenen
  • Antistoffen werken specifiek: ze werken maar op één antigeen
  • Ziekteverwekkers worden in-actief gemaakt

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Lees blz. 221 en 222
Maak opdr. 1, 2
Klaar? Lees alvast blz. 223 en 224
Maak opdr. 3, 4, 7
en 5 of 6, 8

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Immuniteit: Heel snel heel veel antistoffen aanmaken waardoor je niet ziekt wordt = immuun

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke immuniteit
Je bent eerder geïnfecteerd door een ziekteverwekker en  je witte bloedcellen hebben daardoor onthouden welke antistof ze moeten maken om deze indringer te verslaan. 

Bij een nieuwe infectie wordt je niet meer ziek omdat er direct antistoffen gemaakt kunnen worden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunstmatige immuniteit
- Met een vaccin worden onschadelijk gemaakte antigenen in het bloed ingebracht
- Het lichaam gaat antistoffen maken.
- Als je in aanraking komt met de echte ziekteverwekkers kunnen de witte bloedcellen gelijk nieuwe antistoffen maken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaccineren
Rijksvaccinatieprogramma: Om kinderen te vaccineren tegen ziektes waar je vroeger dood aan kon gaan.
Vaccinatiegraad: Mazelen 95% =  95% moet gevaccineerd zijn om te zorgen dat de ziekte zich niet kan verspreiden onder de mensen.

Corona: 77% volledig gevaccineerd

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Allergische reactie
  • Allergie= overgevoelig voor een bepaalde stof.
  • Bijvoorbeeld hooikoorts

  • Afweersysteem/ Immuunsysteem reageert erop: Rode plekken, uitslag, jeuk, branderig gevoel en ontstekingen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anafylactische reactie
  •  Heftige allergische reactie. Opzwellen van slijmvliezen en lippen, benauwd.
  • Bloedvaten verwijden en de bloeddruk daalt.
  • Heel gevaarlijk en evt. dodelijk. Daarom hebben deze mensen vaak een EpiPen bij zich.
  • Injectienaald met adrenaline. Om de bloeddruk weer te laten stijgen. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!

Lees blz. 221 en 224
Maak opdr. 1 tm 4, 7
en 5 of 6, 8

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Er zijn 4 bloedgroepen:
  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep AB
  • Bloedgroep O

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ABO systeem- agglutinatie

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je de volgende leerdoelen behaald/ begrepen?
1. Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
2. Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan.
3. Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
4. Je kunt beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
BS 5 en 8

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies