D3 (7-6-2022) argumentatie

Inleveren boekrecensie
Morgen via ELO
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Inleveren boekrecensie
Morgen via ELO

Slide 1 - Tekstslide

tegenargumenten en weerleggingen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Uitleg
  • Bespreken hw.
  • Verder werken hw. 
  • Kahoot signaalwoorden
  • Dilemma op dinsdag

Slide 4 - Tekstslide


In een betoog geeft de schrijver
A
advies
B
informatie
C
zijn mening
D
voor- en nadelen

Slide 5 - Quizvraag


Het doel van een betoog is de lezer
A
te amuseren
B
te informeren
C
te adviseren
D
te overtuigen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemand argumentatie? Je kunt dan argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of de argumenten weerleggen.
Onthouden/opschrijven!
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
  • Met een weerlegging ontkracht je een tegenargument

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden weerlegging
Signaalwoorden van tegenstelling zijn bijvoorbeeld:

  • maar
  • echter
  • toch
  • daar staat tegenover
  • dat
  • hoewel
  • daarentegen
  • dat ligt heel anders
  • tenzij

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Een weerlegging gaat in tegen ...
A
het tegenargument
B
het standpunt

Slide 13 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.
C
Er is geen verschil, dit is het zelfde.

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

Welke signaalwoorden worden er gebruikt voor een tegenargument en weerlegging? Dezelfde als bij een...
A
redengevend
B
tegenstellend verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
neven- en onderschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Een weerlegging is als
A
je de voorargumenten versterkt
B
je het genoemde tegenargument ontkracht
C
als je een tegenargument geeft
D
je je standpunt duidelijk maakt

Slide 19 - Quizvraag

Signaalwoorden voor een tegenargument zijn:
A
ook, daarnaast
B
dus, vervolgens
C
echter, integendeel
D
om te

Slide 20 - Quizvraag

Oefenen in duo's
Op de middelbare school moeten leerlingen elke dag een uur gym hebben.
  • Bedenk een feitelijk argument voor dit standpunt
  • Bedenk een waarderend argument voor dit standpunt
  • Bedenk een tegenargument bij dit standpunt
  • Bedenk een weerlegging bij je argument

Slide 21 - Tekstslide

Bespreken opdr. 2

Slide 22 - Tekstslide

Opdrachten
maak opdracht 3 en 4

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link