Samenvatting hoofdstuk 5

Tekstdoelen
- informeren: nieuwsbericht, artikel

- instrueren (= instructie geven): recept, handleiding

- amuseren: leesboek, strip

- overtuigen: betoog, weblog, recensie

- activeren: advertentie, uitnodiging
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tekstdoelen
- informeren: nieuwsbericht, artikel

- instrueren (= instructie geven): recept, handleiding

- amuseren: leesboek, strip

- overtuigen: betoog, weblog, recensie

- activeren: advertentie, uitnodiging

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?
A
routebeschrijving
B
nieuwsbericht
C
betoog
D
advertentie

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een betoog?
A
informeren
B
instructie geven
C
overtuigen
D
activeren

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een recensie?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van een recensie?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 5 - Quizvraag

Aan welk signaalwoord kun je een standpunt of conclusie herkennen?
A
maar
B
ook
C
want
D
dus

Slide 6 - Quizvraag

Aan welk signaalwoord kun je een voorbeeld herkennen?
A
maar
B
zo
C
ook
D
dus

Slide 7 - Quizvraag

Aan welk signaalwoord kun je een reden of argument herkennen?
A
namelijk
B
zo
C
ook
D
dus

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor een opbouw heeft een overtuigende tekst?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent confronteren met?
A
een lagere positie geven of krijgen
B
uitwerking, invloed, effect
C
een slechte ontwikkeling die steeds slechter wordt
D
iemand laten weten of laten zien wat hij (fout) heeft gedaan

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent de ontboezeming?
A
dat wat je vertelt over je gevoelens
B
uitwerking, invloed, effect
C
door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
D
iemand laten weten of laten zien wat hij (fout) heeft gedaan

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent drastisch?
A
iemand vertellen over de problemen die je hebt
B
middel om het kopen te bevorderen, blikvanger
C
door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
D
ingrijpend, krachtig, met grote gevolgen

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent de duurzaamheid?
A
zoveel mogelijk bereiken met zo weinig mogelijk middelen
B
maatschappelijke betrokkenheid je betrokken voelen bij je omgeving en de samenleving
C
de aandacht voor mens en milieu
D
ingrijpend, krachtig, met grote gevolgen

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent de efficiëntie?
A
zoveel mogelijk bereiken met zo weinig mogelijk middelen
B
maatschappelijke betrokkenheid je betrokken voelen bij je omgeving en de samenleving
C
een slechte ontwikkeling die steeds slechter wordt
D
ingrijpend, krachtig, met grote gevolgen

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent het marktaandeel?
A
het toenemen van de grootte, bijvoorbeeld van een bedrijf
B
maatschappelijke betrokkenheid je betrokken voelen bij je omgeving en de samenleving
C
het resultaat dat iets oplevert vergeleken met de kosten, de winst
D
het percentage van alle kopers waaraan één bedrijf zijn producten verkoopt

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent uitbuiten?
A
door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
B
maatschappelijke betrokkenheid iemand meer voor je laten werken dan goed is voor die persoon
C
reclame maken voor iets
D
middel om het kopen te bevorderen, blikvanger

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent het rendement?
A
het toenemen van de grootte, bijvoorbeeld van een bedrijf
B
maatschappelijke betrokkenheid iemand meer voor je laten werken dan goed is voor die persoon
C
het resultaat dat iets oplevert vergeleken met de kosten, de winst
D
middel om het kopen te bevorderen, blikvanger

Slide 17 - Quizvraag

De organisatie (promoten, vt) ............. het gebruik van milieuvriendelijke verpakkingen.

Slide 18 - Open vraag

Mijn moeder heeft vroeger (collecteren, vd) .............. voor kindertehuizen.

Slide 19 - Open vraag

Mijn opa (doneren, tt).............. aan allerlei goede doelen.

Slide 20 - Open vraag

Door ze als oud vuil te behandelen (degraderen, tt) ......... de werkgever zijn medewerkers.

Slide 21 - Open vraag

In een brief (luchten, vt) ......... het meisje haar hart over dierenleed.

Slide 22 - Open vraag

Johan (rennen, vt) vroeger vaak weg!

Slide 23 - Open vraag

De bouwvakker (verbouwen, tt) ons huis.

Slide 24 - Open vraag

De schoonmaakster heeft de wasbak (poetsen, vd)

Slide 25 - Open vraag

Wat is juist?
A
yogaopleiding
B
yoga-opleiding

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist?
A
smsberichtje
B
sms-berichtje

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist?
A
autostoeltje
B
auto-stoeltje

Slide 28 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Nieuw zeelander
B
Nieuw Zeelander
C
Nieuw-Zeelander
D
Nieuw-zeelander

Slide 29 - Quizvraag

Wat is juist?
A
tvzender
B
tv-zender

Slide 30 - Quizvraag

Wat is juist?
A
exmedewerker
B
ex-medewerker

Slide 31 - Quizvraag

De enquete/enquête is door de leerlingen opgesteld.
A
enquete
B
enquête

Slide 32 - Quizvraag

.........., daar kan ik me nu wel bij neerleggen.
A
Oké
B
oke
C
okee

Slide 33 - Quizvraag

Wat is juist?
A
carriére
B
carrière

Slide 34 - Quizvraag

Wat is juist?
A
logés
B
logées
C
logeés
D
logees

Slide 35 - Quizvraag