Quiz Klas 2

Quiz Klas 2
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Quiz Klas 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn Fossielen?
A
Verkalkte dieren
B
Versteende overblijfselen van organismen
C
Mijn opa en oma.
D
Leven de wezens die heel oud zijn geworden.

Slide 2 - Quizvraag

In je tanden zitten.....
A
bloedvaten
B
zenuwen
C
bloedvaten en zenuwen
D
geen van beiden

Slide 3 - Quizvraag

Voeding is nodig voor een goede gezondheid. Waarvoor gebruikt je lichaam voeding?
A
als brandstof
B
als bouwstof
C
als reservestof
D
voor al deze functies en ook nog als beschermende stof

Slide 4 - Quizvraag

De formule voor verbranding in organismen was:
brandstof + zuurstof --> water + koolstofdioxide (+ energie)
Voor welk van deze stoffen is voeding & vertering belangrijk?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Water
D
Energie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van de dunne darm?
A
Regulering van bloedsuikerspiegel
B
Vertering van eiwitten, vetten en koolhydraten
C
Productie van hormonen
D
Vertering van eiwitten en koolhydraten en opname van voeding

Slide 6 - Quizvraag

wat is de functie van het spijs verterings stelsel
A
het verwerken van voedingsstoffen
B
het opnemen van voedings stoffen
C
het opnemen, verteren en uitscheiden van voedigstoffen
D
het opnemen van bouwstoffen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van ons speeksel?
A
Vertering van het voedsel
B
Smeuïg maken van de voedselbrij
C
Emulgeren van vetten in onze voeding
D
Geeft meer smaak aan de voeding

Slide 8 - Quizvraag

Sleep de organen die bij het verteringsstelsel horen naar het vak 'verteringsstelsel'.
Verteringsstelsel
Slokdarm
Maag
Lever
Longen
Hart
Neusholte

Slide 9 - Sleepvraag

Je verteringsstelsel is een..
A
orgaan
B
orgaanstelsel

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de functie van het verteringsstelsel?
A
Het voedsel uitpoepen
B
Het voedsel uitplassen
C
Regelen van processen in het lichaam
D
Het klein maken van voedsel

Slide 11 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een schematische tekening van het verteringsstelsel. De delen van het verteringsstelsel zijn aangeven met nummers. Hieronder zie je beschrijvingen van de delen van het verteringsstelsel. Sleep de nummers naar de juiste beschrijving. 
produceert gal
produceert speeksel
slaat gal tijdelijk op
sluit de maag af
vermengt gal en alvleessap met de voedselbrij
verplaatst voedsel van de keelholte naar de maag
1
2
3
4
5
6

Slide 12 - Sleepvraag

Wat gebeurt er tijdens inspanning met de verbranding in ons lichaam? En met de ademhaling?
A
De verbranding neemt af, ademhaling neemt toe.
B
De verbranding neemt af, de ademhaling neem ook af.
C
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt ook toe.
D
De verbranding neemt toe, de ademhaling neemt af.

Slide 13 - Quizvraag

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de functie van ademhaling??
A
reinigen van de lucht die je inademt
B
slechte lucht inademen
C
afvalstoffen van de lucht scheiden
D
opnemen van O2 en afscheiden CO2

Slide 15 - Quizvraag

wat is de branddriehoek?
A
verbranding, hitte en temperatuur
B
brandstof, snelheid en zuurstof
C
brandstof, zuurstof en temperatuur
D
vuur, zuurstof en brandstof

Slide 16 - Quizvraag

Longen
Tracheeën
Kieuwen
Longen en huid

Slide 17 - Sleepvraag

luchtpijp
longen

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is de luchtdruk?
A
De kracht die wind uitoefent.
B
De hoeveelheid lucht.
C
De druk die lucht op een voorwerp uitoefent.
D
De druk die een voorwerp op lucht uitoefent.

Slide 19 - Quizvraag

Je ziet een aantal stoffen.
Welke van de volgende stoffen zijn zuivere stoffen?
A
kraanwater
B
soda
C
koffie
D
zout

Slide 20 - Quizvraag

Stoffen bestaat uit:
A
Moleculen
B
Stofdeeltjes

Slide 21 - Quizvraag

Balzak
Eikel
Penis
Blaas

Slide 22 - Sleepvraag

timer
2:00
Baarmoeder
Eierstok
Vaginast
Eileider

Slide 23 - Sleepvraag


Wat is een Soa?
A
Een seksueel overdraagbare aandoening (ziekte)
B
Een seksuele obsessie

Slide 24 - Quizvraag

Wat is NIET een SOA?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Dichtheid = massa / volume
Wat is massa?
massa = ....
A
volume * dichtheid
B
volume / dichtheid
C
dichtheid / volume

Slide 26 - Quizvraag

massa is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 27 - Quizvraag

Beweging betekent snelheid.
Wat is het symbool voor snelheid? Wat is de eenheid van snelheid?
A
symbool: v eenheid: m/s
B
symbool: s eenheid: m/s
C
symbool: v eenheid: km/h
D
symbool: s eenheid: km/h

Slide 28 - Quizvraag

de formule voor snelheid =

snelheid = afstand : tijd
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Zet in volgorde van groot naar klein. 
Organisme
Cel
Orgaan
Orgaanstelsel
Organel
Weefsel

Slide 30 - Sleepvraag

Welk orgaan is,
of welke organen zijn rudimentair?
A
1
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 31 - Quizvraag

Bonusvraag
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
orgaanstelsel

orgaanstelsel

cel
cel
cel
cel
cel
orgaan
orgaan
orgaan
orgaan
organisme
organisme

Slide 32 - Sleepvraag

De dichtheid van ijs is ....
dan de dichtheid van water





















































































































De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.
A
GROTER
B
KLEINER

Slide 33 - Quizvraag

Hoe bepaal je de dichtheid
van een stof?
dichtheid =
A
massa x volume
B
volume x massa
C
massa : volume
D
volume : massa

Slide 34 - Quizvraag

Hoe bepaal je de dichtheid
van een stof?
dichtheid =
A
massa x volume
B
volume x massa
C
massa : volume
D
volume : massa

Slide 35 - Quizvraag

Is de volgende eigenschap erfelijk of niet erfelijk?

Een tattoo op iemand bovenarm
A
Erfelijk
B
Niet erfelijk

Slide 36 - Quizvraag

Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
Geslachtschromosomen
B
Geslachtscellen

Slide 37 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een paar chromosomen?
A
4
B
6
C
2
D
8

Slide 38 - Quizvraag

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 39 - Quizvraag

Een volwassene heeft
DNA in elke cel.
Wat is de belangrijkste
betekenis van DNA?
A
Het bepaalt je gedrag
B
Het codeert voor al je erfelijke eigenschappen
C
Het zorgt ervoor dat cellen zich delen
D
Het bepaalt je geslacht en gender

Slide 40 - Quizvraag

- Is dit DNA van een mens?
- Is dit DNA van een man of van een vrouw?
A
Ja - man
B
Ja - vrouw
C
Nee - man
D
Nee - vrouw

Slide 41 - Quizvraag

DNA is
A
een gen
B
de stof waar een chromosoom van gemaakt is
C
een virus

Slide 42 - Quizvraag

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
mineralen
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 43 - Quizvraag

Wat is een Fotosynthese?
A
Fotosynthese is het proces waarmee een plant voedsel en zuurstof maakt.
B
Bij Fotosynthese word koolstofdioxide omgezet in planten
C
Fotosynthese is het proces waar glucose in zuurstof en water veranderd
D
Fotosynthese is het proces waarbij planten glucose bakken

Slide 44 - Quizvraag