verwijswoorden

Verwijswoorden
Onderwerp volgende toets:
Schrijven Hoofdstuk 1 en 2
Leren:
blz.  43 verwijswoorden: dat, die, wat
blz. 101: verwijswoorden: waarmee of met wie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden
Onderwerp volgende toets:
Schrijven Hoofdstuk 1 en 2
Leren:
blz.  43 verwijswoorden: dat, die, wat
blz. 101: verwijswoorden: waarmee of met wie

Slide 1 - Tekstslide

die, dat of wat
dat

die

wat
- het-woorden

- de-woorden

- onbepaald
- overtreffende trap
- hele zin

Slide 2 - Tekstslide

Je verwijst naar een hele zin.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 3 - Quizvraag

De open dag ... ik heb bezocht, was interessant.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 4 - Quizvraag

Bungeejumpen is het gaafste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 5 - Quizvraag

We hebben een vakantie geboekt, ... we heel leuk vinden.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 6 - Quizvraag

We hebben een vakantie geboekt. ... we heel leuk vinden.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 7 - Quizvraag

die, dat of wat
waarmee, waaraan, waardoor

met wie, aan wie, door wie
- dingen

- personen

Slide 8 - Tekstslide

Je verwijst naar een leuke klasgenoot.
A
waarmee
B
met wie

Slide 9 - Quizvraag

Morgen heb ik de toets ... ik goed heb geleerd.
A
waarvoor
B
voor wie

Slide 10 - Quizvraag

Dit is de vriend .... ik op vakantie ga.
A
waarmee
B
met wie

Slide 11 - Quizvraag

Dit is de auto .... ik op vakantie ga.
A
waarmee
B
met wie

Slide 12 - Quizvraag

maken
Schrijftaak hoofdstuk 2
opdracht 9 - 12

huiswerk vrijdag 16 november
Tekst schrijftaak getypt inleveren.

Slide 13 - Tekstslide