uiterlijk les 1

 Uiterlijk
les 2
Uiterlijk omschrijven
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 Uiterlijk
les 2
Uiterlijk omschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe belangrijk is je uiterlijk voor jou?

Slide 5 - Open vraag

Quiz

Slide 6 - Tekstslide

De vrouw is...
A
oud
B
jong

Slide 7 - Quizvraag

De vrouw is...
A
jong
B
oud

Slide 8 - Quizvraag

De vrouw heeft...
A
kort haar
B
lang haar
C
klein haar
D
groot haar

Slide 9 - Quizvraag

De vrouw heeft....
A
kort haar
B
lang haar
C
klein haar
D
groot haar

Slide 10 - Quizvraag

Wat zie je?
A
Baard
B
Snor

Slide 11 - Quizvraag

Welke kleur haar?
A
Zwart
B
Blond
C
Rood
D
Bruin

Slide 12 - Quizvraag

Welke kleur haar?
A
Blond
B
Zwart
C
Rood
D
Oranje

Slide 13 - Quizvraag

Deze man is....
A
Kaal
B
Kool
C
Kal
D
Kaas

Slide 14 - Quizvraag

De ogen zijn...
A
Blauw
B
Groen
C
Bruin
D
Grijs

Slide 15 - Quizvraag

De ogen zijn...
A
Groen
B
Bruin
C
Zwart
D
Blauw

Slide 16 - Quizvraag

lesdoelen
Doelen:

Woordenschat over uiterlijk leren en oefenen

Eenvoudige zinnen maken om personen te beschrijven

Luister-, spreek- en schrijfvaardigheid ontwikkelen

Slide 17 - Tekstslide

A. Woordenschat – vul de juiste woorden in

Kies uit: groot – klein – lang haar – kort haar – blond – zwart – krullen – steil – bril – baard – snor – blauwe ogen – bruine ogen



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Luisteroefening
luister goed en geef antwoord in hele zinnen

Slide 20 - Tekstslide

 “Wie ben ik?”

Slide 21 - Tekstslide

Spelregels 

Slide 22 - Tekstslide

Schrijfoefening: Beschrijf jezelf (10–15 min)


Opdracht:
Schrijf 4–6 zinnen over jezelf. Gebruik de woorden uit de les.
Voorbeeld:
Ik ben … jaar. Ik heb … haar. Ik heb … ogen. Ik draag graag …

Slide 23 - Tekstslide

Afsluiting (5 min)


Kort rondje: elke leerling zegt één zin over een klasgenoot (positief en vriendelijk!).
Voorbeeld: Hij heeft kort haar en een blauwe trui.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide