Kruisingsschema's opdr en antw

D2B Erfelijkheid en evolutie EXTRA
Basisstof voor 2MH - Kruisingsschema's
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 73
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 73 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

D2B Erfelijkheid en evolutie EXTRA
Basisstof voor 2MH - Kruisingsschema's
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide


Je weet nu wat deze begrippen inhouden
46 chromosomen  
23 paar chromosomen 
DNA                             - Gen 
Genotype                     - Fenotype
Lichaamscel                 - Geslachtscel
Zygote
Homozygoot                 - Heterozygoot
Dominant                      - recessief
X-chromosoom             -  Y-chromosoom
Symbool Meisje            - Jongen 
Noteren homozygoot    - heterozygoot

Welke genotypen zijn mogelijk met A en a? 
Welk fenotype zie je bij een heterozygote eigenschap?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke uitleg van de vorige les
Je kunt vertellen wat chromosomen zijn, wat DNA is, wat een gen is
Je weet hoe het zit met de verschillende genotypen
Je weet hoe je een genotype kunt bepalen
Je weet wat dominant  en/of recessief is
Je weet wat homozygoot en/of heterozygoot is

Bekijk nog een keer het volgende uitleg-filmpje
Stel vragen aan de docent of een klasgenoot als je het niet begrijpt

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Herhaling, dit wist je al
Genotype: Het genotype van een organisme is alle informatie voor de    
                       erfelijke eigenschappen van dat organisme

Fenotype:  Het uiterlijk (de waarneembare eigenschappen) van een
                       organisme.  (Fenotype =  genotype + het milieu)

Mogelijke genotypen  -  Wat betekent: Dominant - recessief

Wat is Homozygoot - heterozygoot en hoe noteer je dat?

Bekijk het uitleg-filmpje (herhaling) kennis. Les: De docent stopt steeds en stelt vragen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Een kruisingsschema maken

2KM: 
Je krijgt tijdens de toets een formulier waar op je de stappen kunt invullen

MH: 
Je oefent met de formulieren maar bij de toets moet je zelf alle stappen in volgorde noteren en de opdracht maken/oplossen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zo doe je dat altijd
Elke opdracht schrijf je ALLES op deze manier op!
Zo doe je dat altijd
Bij elke opdracht voeg je de conclusies toe! - zie volgende slide - 
Als er een vraag gesteld wordt, beantwoord je deze natuurlijk!
moeder
vader
Oogkleur

Slide 14 - Tekstslide










Conclusies genotype:

Verhoudingen genotype:  AA : Aa : aa
                                          -   :   2  :  2

0   %  genotype  AA
50 %  genotype  Aa
50 %  genotype  aa









Conclusies fenotype:


Conclusies fenotype:

Bij 50 %  van de nakomelingen zie je de dominante eigenschap. 
Bij deze 50 % zie je bruine ogen.


Bij 50 % van de nakomelingen zie je de recessieve eigenschap.
Bij deze 50 % zie je blauwe ogen.
Zo doe je dat altijd!
Voeg de conclusies toe!

Slide 15 - Tekstslide

Stappen Kruisingsschema:

1.  Noteer wat je weet van de ouders 
     (P = Parentes).
     Vaak weet je het genotype.
2.  Noteer de geslachtscellen
3.  Maak de opmaak van het
     kruisingsschema
4.  Zet de geslachtscellen van de ouders 
     in het schema
5.  Vul in welke genotypen mogelijk zijn
     voor de nakomelingen 

Trek de conclusies:

6. Noteer de verhouding van de genotypen 
     van de nakomelingen
7. Noteer de percentages van de genotypen 
    van de nakomelingen
8. Noteer de verhouding van het fenotype 
     van de nakomelingen
9. Noteer de percentages van het fenotype
      van de nakomelingen
10. Noteer hoe de fenotypen eruit zien.

Als er een vraag gesteld wordt, beantwoord je die natuurlijk.

Slide 16 - Tekstslide

Er zijn konijnen met lange oren en konijnen met korte oren. Lange oren zijn Dominant. Wat kan het genotype van deze konijnen zijn?



bB: Zó mag je het genotype NIET noteren!
Altijd de hoofdletter eerst.
     homozygoot
Bb
BB
bb
bB 

Slide 17 - Sleepvraag

Voorkennis: Kruisingsschema's
Noteer de antwoorden in je schrift, kijk na 
(antwoorden vind je op de volgende slide)
a) Wat is het genotype van een organisme dat heterozygoot is voor een eigenschap?
b) Welk genotype heeft een organisme als dat organisme homozygoot is voor een dominante
      eigenschap?
c) Welk genotype heeft een organisme als dat organisme homozygoot is voor een recessieve
      eigenschap?
d) Welk genotype laat in het fenotype de recessieve eigenschap zien?
e) Welk genotype laat of welke genotypen laten in het fenotype de dominante eigenschap zien?
f)  Een heterozygote smiley heeft een kuiltje in de kin. Is een kuiltje in de kin hebben, een 
     dominante of een recessieve eigenschap?
g) Een homozygote smiley heeft krullend haar. Weet je dan dat krullend haar een dominante
      eigenschap is? (Leg uit)

Slide 18 - Tekstslide

ANTWOORDEN 
Voorkennis: Kruisingsschema's
a) Wat is het genotype van een organisme dat heterozygoot is voor een eigenschap?                                                              Aa
b) Welk genotype heeft een organisme als dat organisme homozygoot is voor een dominante  eigenschap?               AA
c) Welk genotype heeft een organisme als dat organisme homozygoot is voor een recessieve  eigenschap?                aa
d) Welk genotype laat in het fenotype de recessieve eigenschap zien?                                                                                              aa
e) Welk genotype laat of welke genotypen laten in het fenotype de dominante eigenschap zien?                                        Aa en AA

f)  Een heterozygote smiley heeft een kuiltje in de kin. Is een kuiltje in de kin hebben, 
      een dominante of een recessieve eigenschap? (Leg uit)
                                                                                                                   Dominant want heterozygoot is Aa en in het fenotype zie je de 1e letter
g) Een homozygote smiley heeft krullend haar. Weet je dan dat krullend haar een dominante
      eigenschap is? (Leg uit)
                                                                                                                    Homozygoot kan AA  of aa zijn. In het fenotype zie je de 1e letter                                                                                                                                       Je kunt dus de A  of de  a zien..... Je weet niet of krullend haar dominant is

Slide 19 - Tekstslide

Hoe bepaal je het genotype van de parentes (ouders)
Nodig voor het maken van een kruisingsschema
  • Lees de opdracht
  • Noteer de mogelijke genotypen (gebruik de juiste letter)
  • Noteer over welke eigenschappen het gaat
  • Ontdek welke eigenschap dominant is of welke recessief is
  • Staat er in de opdracht Heterozygoot (Aa)?  Weet je hoe die eruit ziet?                                                                                                                                               dan weet je dat die eigenschap Dominant is  (Aa)
  • Staat in de opdracht dat een ouder de Dominante eigenschap laat zien in het uiterlijk ....             dan zijn er 2 mogelijke genotypen: Aa en AA
  • Staat in de opdracht dat een ouder de recessieve eigenschap laat zien in het uiterlijk ....           dan is er maar 1 mogelijk  genotype:  aa
  • Staat er in de opdracht homozygoot Dominant (AA)  ..... homozygoot recessief (aa)

Slide 20 - Tekstslide

Kruisingsschema oefenen
Fruitvliegjes komen voor met korte vleugels en normale vleugels. Er vindt een kruising plaats tussen 2 fruitvliegjes die normale vleugels hebben. Ze zijn heterozygoot.

Bepaal eerst het genotype van de 2 fruitvliegjes die je kruist.
Maak het Kruisingsschema. Gebruik de letter B en b
Trek conclusies. LAAT ALLE STAPPEN ZIEN! 

Slide 21 - Tekstslide

Van de nakomelingen heeft:

25 % het genotype BB: Fenotype B: normale vleugels
50 % het genotype Bb: Fenotype B; normale vleugels
25% het genotype bb: Fenotype b: kleine vleugels
75% van de nakomelingen heeft normale vleugels
25% van de nakomelingen heeft kleine vleugels

Slide 22 - Tekstslide

Oefenen: Kruisingsschema nr. 1

Het gen voor een normale sinaasappel is dominant over het gen voor navelsinaasappel

a. Een sinaasappel heeft genotype Bb. Is het dan een normale sinaasappel of een navelsinaasappel?

b. Geef het genotype van een navelsinaasappel

c. Een homozygote gewone sinaasappel wordt gekruist met een navelsinaasappel. 
    Hoe zien de genotypen van de nakomelingen er uit?

d. Je gaat de nakomelingen onderling weer kruisen.
     Hoeveel % van de nakomelingen zijn gewone sinaasappelen?

Slide 23 - Tekstslide

a) Je ziet een
                 normale sinaasappel
antwoord opdracht 1

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen: Kruisingsschema nr. 2
Het gen voor de paarse bloemen is Dominant over het gen voor witte bloemen.

Een tuinder kruist paarse bloemen die homozygoot zijn voor de bloemkleur met witte bloemen. 
Gebruik de letter R en r.

a. Wat zijn de genotypen van de ouders?

b. Maak een kruisingsschema

c. Wat is het genotype van F1?

d. Hoeveel procent is er aanwezig van dit genotype?

e. Wat is het fenotype (Welke kleur heeft de bloem)?

Slide 25 - Tekstslide

antwoord opdracht 2

Slide 26 - Tekstslide

Oefenen: Kruisingsschema nr. 3
Bij cavia’s is het gen voor zwarte vacht dominant over het gen voor witte vacht.

Een witte cavia paart met een zwarte heterozygote cavia.

a. Schrijf de genotypen van de ouders op

b. Maak een kruisingsschema.

c. Hoeveel % van de kinderen is wit?

d. Hoeveel % is homozygoot?

Slide 27 - Tekstslide

antwoord opdracht 3

Slide 28 - Tekstslide

Oefenen: Kruisingsschema nr. 4
De voorbeelden over de oogkleur van de mens zijn een versimpeling, omdat daar
meer genen bij betrokken zijn dan alleen het gen voor bruine of blauwe ogen.
Blauw/bruin is wel de basis voor de oogkleur. Andere genen beïnvloeden die kleuren in de richtingen goudbruin, groen, grijs violet. We beperken ons echter tot bruin/blauw.
Bij de mens is de bruine oogkleur Dominant (B) over b (blauwe oogkleur). 

Een man met bruine ogen met genotype BB krijgt kinderen met een vrouw die blauwe ogen heeft. 

a) Maak het kruisingsschema. 
b. Welke oogkleur(en) zullen hun kinderen hebben?

Slide 29 - Tekstslide

antwoord opdracht 4

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen: Kruisingsschema nr. 5

Een man met blauwe ogen krijgt met zijn vriendin die bruine ogen en genotype Bb heeft, kinderen. 

a. Maak het kruisingsschema. 

b. Welke kleur(en) ogen zullen die kinderen hebben?

Slide 31 - Tekstslide

antwoord opdracht 5

Slide 32 - Tekstslide

Oefenen: Kruisingsschema nr. 6
Bij runderen is het gen voor zwarte haarkleur Dominant over het gen voor rode haarkleur. Gebruik de letters A en a.
Een zwartharige koe die homozygoot is voor de haarkleur, wordt gekruist met een rood harige stier.
a) Maak het kruisingsschema
b) Wat is het genotype van F1?

Een F1 koe wordt bevrucht door een F1 stier

c) Maak het kruisingsschema
d) Hoeveel % zwartharige nakomelingen zijn er?
e) Hoeveel % nakomelingen hebben het genotype Aa
f) Wat is de kleur van de nakomeling die het genotype Aa heeft?
g) Wat is het fenotype (wat is de kleur) van het rund met het genotype aa?

Slide 33 - Tekstslide

antwoord opdracht 6

Slide 34 - Tekstslide

Kruisingsschema oef 7
Een mannetjes konijn met blauwe ogen kruist met een heterozygoot konijn met bruine ogen. 

Maak het Kruisingsschema. Gebruik de letter A en a 
ALLE STAPPEN ZIJN TE ZIEN! 
Trek de conclusies.

Slide 35 - Tekstslide

antwoord opdracht 7

Slide 36 - Tekstslide

Kruisingsschema oef 8
Opdracht A:

Gebruik de letters A en a.
Een homozygote fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam.  

Maak een kruisingsschema zoals je dat geleerd hebt. 
Geef de verhoudingen van F1 aan en trek conclusies.

(Het antwoord vind je op de volgende slide)

Slide 37 - Tekstslide

antwoord opdracht 8

Slide 38 - Tekstslide

Hoeveel kans is er op een jongetje of op een meisje bij de geboorte?
Kruisingsschema oef 11

Slide 39 - Tekstslide

9. Maak het Kruisingsschema 
Een vader en een moeder hebben geslachtsgemeenschap.
Een zaadcel bevrucht een eicel.

Maak het Kruisingsschema. Gebruik de letters X en Y  bij de geslachtscellen. ALLE STAPPEN LATEN ZIEN! 

Hoeveel kans is er op een meisje / jongen als nakomeling? 

Slide 40 - Tekstslide

Kans:
50 % XX  = meisje
50 % XY  = jongen
antwoord opdracht 9

Slide 41 - Tekstslide

Oefenen: Kruisingsschema nr. 10

Een paartje konijnen krijgen 33 jongen, van deze jongen heeft 25 % hangoren en de rest heeft rechte oren. Het mannetjes konijn is heterozygoot en heeft rechte oren.

a. Is het gen voor hangoren of voor rechte oren dominant?

b. Wat is het genotype van het vrouwtjes konijn?

Slide 42 - Tekstslide

antwoord opdracht 10

rechte oren = heterozygoot = Rr

dit weet je: 
  Genotype
      Rr x Rr

    R r x  R r

       R      r
R     ..      ..
r      ..      rr
dan kan alleen:

       R      r
R     ..      ..
r      ..      rr

Slide 43 - Tekstslide

Extra: Kruisingsschema's maken en conclusies trekken
gebruik de letters A en a
a) Een homozygote dwerghamster heeft steil haar, deze kruist met een een heterozygoot met krullende haren. 

b) Een vader met oorlellen die vast zitten aan het hoofd, is een homozygoot. De vader kruist met een moeder die losse
     oorlellen heeft. Vaste oorlellen zijn een dominante eigenschap.

c) Een lieveheersbeestje met 3 stippen kruist met een lieveheersbeestje met 4 stippen. 4 stippen is een
    dominante eigenschap. Wat is het genotype van de ouder met de 4 stippen?
    Let op, extra informatie: De nakomelingen hebben zowel 3 stippen als 4 stippen. 

d) Een sprinkhaan met lange vleugels kruist met een sprinkhaan met korte vleugels. De sprinkhaan met lange vleugels is
    een heterozygoot

Alleen een genotype worden bij de antwoorden gegeven.
Geen kruisingsschema beschikbaar. Als je twijfelt, overleg met een klasgenoot of vraag de docent
antwoorden
a) homozygoot: aa    heterozygoot: Aa
b) vader: AA  moeder: aa
c) 3 stippen: aa   4 stippen: Aa
d) lange vleugels:  Aa    korte vleugels: aa

Slide 44 - Tekstslide

Stamboom
erfelijkheid

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Extra uitdaging

Slide 53 - Tekstslide

Uitdaging: Kruisingsschema nr. A
In de meeste kruisingen is het genotype gegeven. 
In de volgende gevallen is dat niet zo en moet je 'terug redeneren'.

Een man en een vrouw die beide bruine ogen hebben krijgen kinderen met blauwe ogen (gebruik de letters A en a).

a. Maak een kruisingsschema en leg uit hoe bovenstaande kan. 
b. Hoe groot is de kans dat een kind van deze ouders bruine ogen heeft?

Slide 54 - Tekstslide

foutje :)
Dit moet BB zijn!
Antwoord Uitdaging A
BB :  Bb  :  bb
1      :   2    :  1
75 % kans op bruine ogen (1 xBB + 2 x Bb)
25 % kans op blauwe ogen (bb)

Slide 55 - Tekstslide

Uitdaging: Kruisingsschema B
Het gen voor doornloosheid bij rozen is recessief.

Na een kruising (P = ouders) van 2 rozen hebben alle rozen doorns.
Als deze rozen (kinderen F1 ) onderling weer gekruist worden blijken er echter doornloze rozen te ontstaan.

a. Wat moet het genotype van de ouders zijn?

b. Hoeveel % rozen met doornen verwacht je?

Slide 56 - Tekstslide

DD : Dd : dd
2     :  2    :   -
100 % kans op rozen met doornen (DD en Dd)


Teken de eicellen en de zaadcellen - met zweepstaart (kies zelf)
Teken de eicellen en de zaadcellen - met zweepstaart (kies zelf)
Antwoord
Uitdaging opdracht B
DD

Slide 57 - Tekstslide

Teken de eicellen en de zaadcellen - met zweepstaart (kies zelf)
Antwoord
Uitdaging opdracht B
D

Slide 58 - Tekstslide

Uitdaging: Kruisingsschema C
Waar of Niet waar
Van een man en vrouw is alleen het fenotype bekend. De man heeft bruine ogen en de vrouw heeft blauwe ogen Om antwoord te kunnen geven maak je eerst kruisingsschema’s. 
Je gaat niet gokken! Laat je antwoord d.m.v in de kruisingsschema's!

a. de nakomelingen met bruine ogen zijn altijd heterozygoot voor deze eigenschap
b. de nakomelingen met blauwe ogen zijn altijd heterozygoot voor deze eigenschap
c. Uit deze kruising kunnen homozygote nakomelingen met bruine ogen ontstaan
d. Uit deze kruising kunnen homozygote nakomelingen met blauwe ogen ontstaan

Slide 59 - Tekstslide

BB : Bb : bb
 -     :  4   :   -
100 % kans op een bruinogige nakomeling (Bb)

BB : Bb : bb
 -     :  2   :   2
50 % kans op een bruinogige nakomeling (Bb)
50 % kans op een blauwogige nakomeling (bb)

Antwoord
Uitdaging opdracht C

Slide 60 - Tekstslide

Uitdaging C vervolg  (de kruisingsschema's op de vorige slide zijn het bewijs van antwoord c en d)

Slide 61 - Tekstslide

Dafne Schippers heeft veel aanleg voor de 200 meter sprint. Ze was 2e op de Olympische Spelen van 2016. 
Ze heeft veel witte spiervezels. 
Stel: Het hebben van veel witte spiervezels is dominant. 

Welk genotype van beide ouders geeft de grootste kans op veel witte spiervezels bij Dafne? 
Zet op volgorde: Van veel kans naar minste kans.
1.
grootste kans
2
redelijke kans

3.
'kleine kans'
oef 14
4
'minste kans'
beide ouders 
Bb
1 ouder Bb
1 ouder bb
Beide ouders
bb
Beide ouders
BB

Slide 62 - Sleepvraag

Extra oefening: Opdracht B (meerkeuze)
Bij een bepaalde plantensoort wordt de bloemkleur door 1 gen bepaald. Zelfbestuiving van een plant met witte bloemen levert steeds zaden waaruit zich planten ontwikkelen met eveneens witte bloemen.
oef 15
Doordat het gen voor paarse bloemen dominant is
 Doordat het gen voor witte bloemen dominant is
 Doordat deze plant heterozygoot is voor de bloemkleur
Doordat deze plant homozygoot is voor de bloemkleur

Slide 63 - Sleepvraag

Het gen voor bruine ogen is dominant over het gen van blauwe ogen.
Een moeder en vader hebben beide bruine ogen
Een nakomeling heeft blauwe ogen.
Wat is het genotype van de vader en moeder en de nakomeling?
Versleep alle vakken naar de juiste plek. 
Let op: 
In werkelijkheid is het met de oogkleur niet zo simpel!
oef 16
bb
BB
Bb
Het genotype dat de ouders niet kunnen hebben bij deze nakomeling

Slide 64 - Sleepvraag

Oefening Kruisingsschema 16

Iemand, die in staat is met de tong te rollen is in het bezit van de dominante eigenschap. 
Een man die zijn tong niet kan rollen heeft een zus, die dit wel kan.
Zijn beide ouders kunnen het ook.

Vraag: Welke genotypen van de ouders en de zus zijn dan mogelijk?
Leg uit / laat zien!
Antwoord
Ouders Rr en Rr.
Zus RR of Rr.

Slide 65 - Tekstslide

Extra oefening kruisingsschema
Antwoord
A
Oef 17 
meerkeuze








Leg uit
 -laat 
zien
Leg uit, laat zien!








Leg uit
 -laat 
zien

Slide 66 - Tekstslide

Lust jij spruitjes?
Stel dat spruitjes lekker vinden een recessieve eigenschap is.

Wanneer is de grootste kans dat er nakomelingen komen die spruitjes lekker vinden? Wanneer de kleinste kans?
Zet het genotype van de ouders op volgorde voor de meeste kans tot geen kans.
 



1.
grootste kans
3.
geen kans
2

oef 18
beide ouders 
Bb
1 ouder BB
1 ouder bb
beide ouders
bb

Slide 67 - Sleepvraag

Extra oefening: Opdracht E (meerkeuzevraag):
Een vrouw met blauwe ogen krijgt een kind met bruine ogen. Het gen voor bruine ogen is dominant over het gen voor blauw ogen. (Gebruik de letters B en b). 
Welk(e) genotype(n) kan de vader gehad hebben?
    Leg uit - Laat zien - Niet gokken - Wel snappen!
oef 19
Alleen bb
Alleen BB
Bb of bb
BB of bb
Alleen Bb
bB en bB :(
Bb of Bb

Slide 68 - Sleepvraag

Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hana heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hana de ziekte FH krijgt?
Sleep het vinkje naar het juiste antwoord.

Peter is heterozygoot, dus Aa
Hanna is homozygoot recessief, dus aa
Als je dan een kruisingsschema maakt, kan er 50% Aa en 50% aa ontstaan

oef 20
0%
100%
75%
50%
25%

Slide 69 - Sleepvraag

Er zijn lang-snavelige en kort-snavelige ara's.
Er vindt een kruising plaats. 
De F1 nakomelingen bestaan voor 50 % uit heterozygoten
Drie ara's zijn lang-snavelige en één ara is een kort-snavelige ara.
Wat waren de genotypen van de ouders (Parentes)?
uitleg

      A  a
A AA Aa 
a Aa  aa 
Hoofdletter A (lang-snavelig : Aa en AA: 3 ara's) 50% Aa 
kort-snavelig: aa (1 keer aanwezig)
oef 21
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa

Slide 70 - Sleepvraag

Duncan Laurence heeft op 18 mei 2019 het songfestival gewonnen. Hij heeft 'loep-zuiver' gezongen.  
Sleep het vinkje bij elke vraag naar de juiste plek. 
Als zingen een erfelijke eigenschap is die te vinden is op één speciale plek, hoe noem je die plek ?
Stel dat men heeft ontdekt dat Duncan heterozygoot is voor de eigenschap:  'zuiver zingen. Dan is zijn genotype: 
Stel dat Duncan nakomelingen krijgt samen met iemand die 'NIET zuiver zingt'.  Van de nakomelingen zingt dan:
Heterozygoot: Zingt Duncan dan voor 50 % zuiver en voor 50 % Niet-zuiver?
oef 22
Chromosoom
DNA
Gen
BB
Bb
bb
Ja
Nee
50 % zuiver
50 % niet-zuiver
25 % zuiver
75 % niet-zuiver
75 % zuiver
25 % niet-zuiver
100 % zuiver

Slide 71 - Sleepvraag

Extra uitleg

Bekijk van de volgende link (biodesk)
t/m blz. 18

evt. Puffin gebruiken

Slide 72 - Tekstslide

Slide 73 - Link