3 Tussenletters (M4)

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

DOEL


- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling: tussenletters

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de strip

Slide 3 - Tekstslide

Uit welke twee woorden is het woord hondenpoep samengesteld?

Slide 4 - Open vraag

Waarom lachen de voorbijgangers de kabouter op het eerste plaatje uit?

Slide 5 - Open vraag

Noteer nog een samenstelling die je op de afbeelding ziet.

Slide 6 - Open vraag

Doe oortjes in

en bekijk het volgende filmpje!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 10 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 11 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 12 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 13 - Tekstslide

Welke regel is van toepassing?

brekebeen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

mallemolen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

maneschijn
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 16 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

beregoed
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 17 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

keuzestress
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 18 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

zonnepaneel
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 19 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 20 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

boordevol
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 21 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

secondewijzer
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 22 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

rozenstruik
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 23 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

tarwekorrel
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 24 - Quizvraag

ambassadeurswoning
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 25 - Quizvraag

bedrijfsspionage
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 26 - Quizvraag

verzekeringspolis
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 27 - Quizvraag

hardloopschoenen
A
met tussen-s
B
zonder tussen-s

Slide 28 - Quizvraag

leraar + kamer =

Slide 29 - Open vraag

bol + peller =

Slide 30 - Open vraag

sloper + hamer =

Slide 31 - Open vraag

aannemer + bedrijf =

Slide 32 - Open vraag

zon + bloem =

Slide 33 - Open vraag

rood + kool =

Slide 34 - Open vraag

heide + landschap =

Slide 35 - Open vraag

hond + brok =

Slide 36 - Open vraag

koning + dag =

Slide 37 - Open vraag

meisje + schoenen =

Slide 38 - Open vraag

aap + trots =

Slide 39 - Open vraag

ontmoeting + centrum =

Slide 40 - Open vraag

GELEERD?


- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling: tussenletters

Slide 41 - Tekstslide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 42 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 43 - Open vraag

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 44 - Tekstslide