Brugklas JDW - Fictie en Poezie - Personages




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

STUDIEWIJZER PERIODE 4
Studiewijzer staat in SOM (jaarbijlagen)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
Woensdag
Fictie & Poëzie

Vrijdag
Lesuur 1 - Fictie & Poëzie
Lesuur 2 - Lezen 

Meenemen naar elke les
  • Lesboek Kern
  • Schrift
  • Je leesboek 
  • Je dichtbundel

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie (personages) 
Karakterontwikkeling =  de verandering van het karakter van een personage. Wat hij/zij meemaakt heeft hier invloed op:
  • Round character 
- een verhaalpersonage dat niet steeds hetzelfde reageert.
- vaak de hoofdpersoon.
- iemand die een karakterontwikkeling doormaakt.
  • Flat character 
- een verhaalpersonage dat voorspelbaar reageert.
- vaak een bijpersoon.
- iemand die geen karakterontwikkeling doormaakt

Typen / Archetypen 
Archetype
Een archetype is een type personage die een verzameling aan kenmerken bezit die typerend en herkenbaar zijn

de onschuldige, de onderzoeker, de wijze, de held, de rebel, de magiër, de joker, de gewone man, de geliefde, de schepper, de zorger en de heerser.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages: speaking name
Als een naam iets zegt over het karakter van een personage, hebben ze een 'speaking name' (letterlijk: een sprekende naam; een naam die iets vertelt over het personage).


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages: karikatuur
Bij een karikatuur worden eigenschappen of kenmerken van een persoon uitvergroot.
Herken je onderstaande karikaturen?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie spelen een rol in het verhaal? *personages      1
Hoofdpersoon (Protagonist)
probleem
Tegenstander
(Antagonist)

helper of nevenfiguur
afzijdigen/figuranten

Slide 7 - Tekstslide

hoofdpersonage heeft een probleem, doel in het verhaal: oplossing voor het probleem
tegenstander is het probleem of veroorzaakt het probleem
helper/nevenfiguur helpt bij oplossen van het probleem
figuranten/afzijdigen: wel rol in het verhaal, niet betrokken bij het probleem
Personages naar karakter        2
- Round character: Je weet veel over deze persoon, hij maakt ontwikkelingen door in het verhaal en heeft een complexe persoonlijkheid.
- Flat character: Een statisch personage. Hij maakt weinig ontwikkelingen door en heeft een eenvoudige persoonlijkheid.
- Archetype: Een personage met één duidelijke kartereigenschap (verstrooide professor, domme atleet)


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPDRACHT
Learnbeat:  Literatuur - Fictie personages : A. Personages 
Ga op zoek naar 4 foto's van personages (in duo's): 
  • Bedenk bij elke foto een karakter. Beschrijf het personage zo volledig mogelijk, welke namen krijgen je personages, welk uiterlijk hebben ze? 
  • De personages bestaan uit:
       Een hoofdpersoon: hoe ziet hij/zij eruit, waar woont hij/zij/, welke karaktereigenschappen heeft de hoofdpersoon?
       Een stereotype: beschrijf de kenmerken.
       Een personage met een speaking name
       Een type (bijvoorbeeld een schurk, held) : beschrijf de herkenbare kenmerken
  • Welke rol krijgen de personages in jouw verhaal? Schrijf een kort verhaal


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning in een verhaal
Heb jij enig idee hoe een schrijver zijn tekst spannend kan maken?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning in een verhaal
Om spanning op te wekken kan een schrijver verschillende trucjes gebruiken: 
- Hij kan de gebeurtenissen in een spannende ruimte af laten spelen; 
- Hij kan de spanning opbouwen door met de tijd te spelen en belangrijke gebeurtenissen uit te stellen; 
- Hij kan de lezer meer laten weten dan de hoofdpersoon; 
- Hij kan gebruikmaken van open plekken. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijving van de ruimte
De ruimte waarin de gebeurtenissen zich afspelen kan deze gebeurtenissen versterken. 

Om de ruimte in te zetten om een bijdrage te leveren aan het verhaal, beschrijf je hem zo uitgebreid mogelijk. Denk hierbij aan de temperatuur, de staat van de gebouwen, of het donker of licht is, wat voor weer het is enzovoorts. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf nu zelf twee ruimtes
Beschrijf nu zelf hoe een verhaalpersonage twee ruimtes kan ervaren. 

De eerste ruimte is een ruimte waarin het personage zich niet op zijn gemak voelt. 

In de tweede ruimte voelt het personage zich ontzettend op zijn gemak. 
Gebruik voor beide beschrijvingen minstens tien zinnen. 
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies