P3 - Frans klas 1 Havo t - Unité 3

GA ZITTEN VOLGENS DE PLATTEGRONG
PAK JE SPULLEN - STILTE!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

GA ZITTEN VOLGENS DE PLATTEGRONG
PAK JE SPULLEN - STILTE!

Slide 1 - Tekstslide

Luistertoets=5/04:
Oefen opnieuw met de luisteroefeningen van vandaag. Dit zal je helpen voor de luistertoets.
Kennistoets= 12/04 havo t + aanmelden mediatheque


Pak je boek, schrift, pen
Agenda:

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les kun je:
- ontkennende zinnen maken;
- drie eenvoudige gesprekken over school begrijpen.
               Gesprek 1. Je déteste
               Gesprek 2. qu'est- ce que tu aimes?
                Gesprek 3. Tu fais du sport?
Leerdoelen van de les

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ontkenning Frans

                          ne (n') .... pas = niet
                           ne (n')....pas = geen

  1. J'aime la musique.                          Ik hou van muziek.
  2. Je n'aime pas la musique.             Ik hou niet van muziek.


  1. J' adore les maths                                  Ik  hou van wiskunde
  2. Je n'adore pas les maths                      Ik hou niet van wiskunde

Slide 5 - Tekstslide

Les verbes réguliers en -ER
GR. I
Un. 3

Slide 6 - Tekstslide

Pak je boek
Page 92

Slide 7 - Tekstslide

Pak je schrift
Maak de volgende opdracht

Slide 8 - Tekstslide

Pak je schrift 
en maak de volgende opdracht

Slide 9 - Tekstslide

De uitgangen van de présent van de werkwoorden op -er zijn: stam+
A
es/es/e/ons/ez/ent
B
es/es/es/ons/ez/ont
C
e/es/e/ont/ez/ent
D
e/es/e/ons/ez/ent

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging:
Je/J' ... de la musique!
A
écoutons
B
écoutes
C
écoutent
D
écoute

Slide 11 - Quizvraag

Eva et Luc ______ (travailler) ensemble.

Slide 12 - Open vraag

Een Franse ontkenning (niet of geen) bestaat steeds
uit TWEE woorden.
Wat zijn ze (voor en achter de persoonvorm)?

Slide 13 - Open vraag

Maak je antwoord ontkennend.
Elle parle anglais?
-Non, elle ...

Slide 14 - Open vraag

Tu adores l'histoire ?
Non, je ...

Slide 15 - Open vraag

Ils habitent à Paris ?
- Non, ils ...

Slide 16 - Open vraag

Vous aimez la musique ?
- Non, nous ...

Slide 17 - Open vraag

C'est intéressant ?
- Non, ce ...

Slide 18 - Open vraag

               Pak je boek page 92
                                                   Luisteer naar het eerste fragment.
Lees mee.


                     Exercice 21 page 94

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Zelfstandig werken  In stilte!
Heb je een vraag? Steek je vinger op!
Wat moet ik doen?
  • Pak je boek BLZ. 92.
  • Luister naar het eerste gesprek en lees mee.
  • Exercice 21, PAGE 94 = Klassikaal
  • Maak online- Unité 3.6 - Parler exercice 17b, 18, 19, 20, 21 
  • Heb geen ordinateur? Maak inje boek les exercices page 92, 93+94
  • Luister naar het tweede en derde gesprek en lees mee.
Wat als ik klaar ben?
  • Appr. 8 +9 page 102. Leer de vocabulaire en zinnen en schrijf ze 2 keer.
  • Maak exercice 22 online
  • Ga na teams. Klik op de link werkwoorden - ER

Slide 21 - Tekstslide

  • Je suis fort en maths
  • Je suis nul en histoire
  • J'ai 18 sur 20
  • j'ai entrainement
  • Tu es fort en dessin
  • Qu''est ce que tu aimes ?
  • Tu fais des spectacles?
  • Je fais du sport.
  • Pourquoi?
  • Les jeux videos

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu aimes ?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2: Werk in tweetallen.

Vertel welk vak die je leuk vindt en welke niet 
(Bijv: les maths + le sport)

- schrijf dit eerst in je schrift op
- vertel dit daarna aan je buurman of buurvrouw.

Gebruik de werkwoorden adorer, aimer, détester en de ontkenning: Bijv: J'..........le..............       Le prof...........
                                 C'.............

Slide 28 - Tekstslide

Antwoorden

Les maths .

  • J'aime les maths. 
  • Le prof est sympa. 
  • Et les maths, c'est facile.

Le sport.

  • Je n'aime pas le sport.
  • C'est difficile.
  • Et le prof est strict

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide