Betoog les 4: Fase 1: Oriënteren

Pak je boek en stap 10 minuten in die andere wereld
timer
10:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek en stap 10 minuten in die andere wereld
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Schrijven 1: betoog
les 4
vwo 1
P2 2023-2024

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Vorige les heb je geleerd:
... wat een stelling, mening en argument is 




... hoe je argumenten kunt toelichten.

Slide 3 - Tekstslide

Stelling, mening en argumenten
1. Stelling: Een uitspraak waar je het mee eens of oneens kan zijn.
2. Mening Wat je ergens van vindt. Een ander kan het hier (on)eens mee zijn.
3. Argumenten Met argumenten leg je uit waarom je iets vindt.

Stelling (uitspraak): Dierentuinen moet verboden worden.
Mening: Dieren moeten niet in gevangenschap leven. 
Argument : Je ziet dat tijgers veel stress ervaren als ze 
alleen maar rondjes kunnen lopen in een te klein hok.


beeld: https://npo.nl/npo3/brandpuntplus/honderd-tijgers-en-leeuwen-in-nederlandse-dierenopvang

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Vorige les heb je geleerd:
 
... hoe je argumenten kunt toelichten.

Wie weet nog waarmee / op welke manier je je argumenten kunnen toelichten?

... wat een stelling, mening en argument is 

Slide 5 - Tekstslide

Argumenten toelichten
Argumenten kunnen worden toegelicht met: 
  • een voorbeeld
  • een vergelijking
  • een uitleg

Slide 6 - Tekstslide

Argumenten toelichten
In je betoog:
  • geef je ieder argument een eigen alinea.
  • is de kernzin van een alinea een van je argumenten.
  • moeten alle argumenten worden toegelicht

Kernzin = je argument
Rest van de alinea is TOELICHTING (voorbeeld, vergelijking of uitleg)


Slide 7 - Tekstslide

Kernzin (= argument) + voorbeeld geven
Ik vind dat muziek met gewelddadige teksten moet worden verboden omdat  je daar agressief van wordt.
Vorige week was ik met mijn kind in monkey town. Daar draaide ze muziek met hele heftige songteksten. Een groepje kinderen zong heel hard mee en maakte daar ook een soort schietbewegingen bij. Het zou me niet verbazen als  kinderen die naar dat soort muziek luisteren ook later criminelen worden. Het zou dus verboden moeten worden. 



Slide 8 - Tekstslide

Kernzin (= argument) + vergelijking maken
Ik vind dat muziek met gewelddadige teksten moet worden verboden omdat je daar heel druk van wordt. Je ziet ook het tegenovergestelde: als je rustige, klassieke muziek draait, ontspannen mensen. Bij een klassiek concert blijft iedereen rustig zitten en genieten mensen echt. Op een festival waar van die heftige muziek wordt gedraaid, wordt best veel gevochten.

Slide 9 - Tekstslide

Kernzin (= argument) + uitleg geven
Ik vind dat muziek met gewelddadige teksten moet worden verboden omdat het een negatief effect heeft op ons gedrag. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat jongeren die naar rapmuziek luisteren, zich vaker agressief gedragen. Ook  komen ze veel in contact met justitie. Dat komt doordat de teksten je aansporen om de maatschappij te wantrouwen. Bendevorming, wapenbezit, alcohol- en drugsmisbruik, het wordt allemaal verheerlijkt in die muziek. Het is overigens niet alleen een probleem voor de maatschappij, maar ook voor de jongeren zelf. Het is namelijk ook bewezen dat zij meer depressieve klachten hebben dan jongeren die naar minder agressieve muziek luisteren.


Slide 10 - Tekstslide

antwoorden vorige les
Ga naar  'LessonUp'
Zoek je ingevulde antwoorden in: Betoog les 3
Slide 17 t/m 19

Vorige les heb je 1 argument bij iedere stelling toegelicht met een voorbeeld, een vergelijking of een uitleg.

Als je naam genoemd wordt mag je je toelichting voorlezen. Als je het niet (serieus) hebt gedaan, dan is het je huiswerk voor morgen.


Slide 11 - Tekstslide

Lees je toelichting voor
Slide 13
Stelling 1: Leerlingen moeten jaarlijks 5 snipperdagen krijgen.
Slide 14
Stelling 2: De kinderbijslag moet, zodra het kind 12 jaar is, rechtstreeks aan het kind worden overgemaakt. 
Slide 15
Stelling 3: Nederlanders mogen nog maar één keer per twee jaar op vliegvakantie. 

Slide 12 - Tekstslide

Vooruitblik

Aan het eind van deze les:

... ken je de verschillende schrijffases.

... en heb je geoefend met fase 1: oriënteren


Slide 13 - Tekstslide

4 fasen van schrijfvaardigheid
  1. Oriënteren                                             
  2. Voorbereiden
  3. Schrijven                             
  4. Herschrijven

Slide 14 - Tekstslide

Fase 1: Oriënteren
In de oriëntatiefase bepaal je...  
                                                                                            
  • het onderwerp.
  • het tekstdoel.                                             
  • de hoofdgedachte.
  • het publiek.

Slide 15 - Tekstslide

Stap 1- oriënteren
Onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek
Onderwerp: In één of in een paar woorden (dus geen zin) waar de hele tekst over gaat.

Tekstdoel: Het doel dat je wilt bereiken met je tekst.
(Bij een betoog is het tekstdoel...?)

Hoofdgedachte: In één zin wat jij als schrijver met je tekst wilt bereiken. 
(Bij een betoog/ overtuigende tekst : Hoofdgedachte = jouw mening /standpunt over de kwestie. Je leest die mening al in je inleiding, in de volgende alinea's noem je je argumenten, en je herhaalt je mening/ standpunt nog een keer , in iets andere woorden in het slot.

Publiek: De lezer(s) voor wie je de tekst schrijft.  

Slide 16 - Tekstslide

Wat nu?
Tot 5 minuten voor het einde van de les:
  •  zelfstandig werken
Wat?
  • Deze LessonUp 4 maken (of LessonUp 3, als je die nog niet af hebt)
Hoe?
  • In stilte
Vragen?
  • Ik loop langs
Klaar?

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Stel: In de schoolkrant lees je dat de gemeente Hilversum heeft besloten dat iedereen een fietshelm moet gaan dragen. 

Je besluit hierop te reageren door een betoog te schrijven in de schoolkrant. Voordat je begint met schrijven oriënteer jij je.

Je benoemt: onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek


Slide 18 - Tekstslide

Benoem: onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek

1. De gemeente Hilversum heeft besloten dat iedereen een fietshelm moet gaan dragen.


Slide 19 - Open vraag

Aan de slag!
Op slide 13 t/m 17 lees je steeds een andere situatie. Bij iedere situatie stel jij je voor dat je dit leest in de schoolkrant en daarop besluit te reageren met een betoog. Voordat je begint met schrijven, oriënteer jij je. Je benoemt:
  • het onderwerp
  • het tekstdoel
  • de hoofdgedachte
  • het publiek 


timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Benoem: onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek

2. Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.

Slide 21 - Open vraag

Benoem: onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek

3. De directie van het ATC heeft besloten dat het dragen van een uniform voortaan verplicht is op het ATC.

Slide 22 - Open vraag

Benoem: onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek

4. De directie van het ATC heeft besloten dat alle social-media-apps niet toegankelijk zijn tijdens schooldag.

Slide 23 - Open vraag

Benoem: onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek

5. De directie van het ATC heeft besloten dat er voortaan tijdens alle lessen gegeten en gedronken mag worden.

Slide 24 - Open vraag

Benoem: onderwerp, tekstdoel, hoofdgedachte, publiek

6. Het moet verboden worden om buiten zichtbaar alcohol te drinken.

Slide 25 - Open vraag