6 V futur, futur proche en conditionnel

jeudi 10 septembre
Leerdoel: Examenidioom chapitre 1 checken
Herhalen futur en conditionnel

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

jeudi 10 septembre
Leerdoel: Examenidioom chapitre 1 checken
Herhalen futur en conditionnel

Slide 1 - Tekstslide

Paul se dispute avec son frère.
se disputer
A
slecht opgevoed
B
een hekel hebben aan
C
ruzie maken
D
gelijkenis

Slide 2 - Quizvraag

Ma copine appartient à une famille riche.
Appartenir à
A
geboorte
B
de gelijkenis
C
onuitstaanbaar
D
behoren tot

Slide 3 - Quizvraag

au bout de deux ans de mariage, elle était enceinte.
Enceinte
A
toevertrouwen
B
weduwe
C
zwanger
D
vrijgezel

Slide 4 - Quizvraag

Il ne faut pas la contrarier.
Contrarier
A
een klacht indienen
B
zich bekeren tot
C
omgaan met
D
ergeren

Slide 5 - Quizvraag

Il peut toujours faire appel à ses amis.
Faire appel à
A
een beroep doen op
B
advies geven
C
een klacht indienen
D
in de smaak vallen

Slide 6 - Quizvraag

Ils n'ont pas voulu gâter leurs enfants.
Gâter
A
dopen
B
slecht opvoeden
C
verwennen
D
onderhouden

Slide 7 - Quizvraag

Mes parents étaient plongés dans le deuil.
Le deuil
A
het verdriet
B
de rouw
C
de vreugde
D
het verlangen

Slide 8 - Quizvraag

Il ne faut pas ridiculiser ma soeur.
Ridiculiser
A
belachelijk maken
B
zwanger maken
C
verbreken

Slide 9 - Quizvraag

Elle a beaucoup de chagrin.
le chagrin
A
de armoede
B
het gedrag
C
het verdriet
D
de gezelligheid

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Doel
  • Aan het einde van de les weet ik weer hoe ik de futur en de conditionnel moet maken

Slide 12 - Tekstslide

Weet je nog hoe je een futur moet maken?

Slide 13 - Woordweb

Vorming van de futur simple  
De basisregel is eenvoudig. Je neemt de infinitief van je werkwoord en je voegt er de uitgangen bij. Die uitgangen zijn: -ai, -as, -a, ons, ez, ont. Voor een werkwoord als chanter krijg je dan: 
Wat zijn dit voor uitgangen??????????
je chanterai  =ik zal zingen 
tu chanteras =jij zal zingen 
il/elle/on chantera =hij/zij/men zal zingen 
nous chanterons = wij zullen zingen 
vous chanterez =jullie/ u  zullen zingen 
ils/ elles chanteront = zij zullen zingen 

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden op -re  
Bij de werkwoorden op -re is het weer even opletten. Hier valt de eind -e weg. Voor een werkwoord als écrire krijg je dan:  
 
j'écrirai = ik zal schrijven 
tu écriras = jij zal schrijven 
il / elle /on écrira = hij / zij / men zal schrijven 
nous écrirons = wij zullen schrijven 
vous écrirez =jullie/u zullen schrijven 
ils/ elles écriront = zij zullen schrijven 

Slide 15 - Tekstslide

futur proche

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de conditionnel en wat is het voor tijd?
  • om je beleefd uit te drukken
  • bij een voorwaarde of veronderstelling
  • in het Nederlands gebruik je zou/zouden

Achter het hele werkwoord(net als de futur simple) zet je de vormen van de imparfait
ais,ais,ait,ions, iez, aient
Dus: Je voudrais réserver une table = Ik zou graag een tafel willen reserveren

Slide 17 - Tekstslide

Dus!!!!
De futur(toekomende tijd)
Hele werkwoord + ai,as,a,ons,ez,ont 
je donnerai =  ik zal geven
De futur proche (nabije toekomende tijd)
Vorm van aller+ hele werkwoord
Je vais donner = ik ga geven
Conditionnel ( de verleden toekomende tijd)
Net als de futur maar dan met als uitgang de vormen van de imparfait
je donnerais = ik zou geven 
Kijk voor de vormen op je (nieuwe) werkwoordenblad

Slide 18 - Tekstslide

Geef de futur simple.
donner:ils

Slide 19 - Open vraag

Futur simple
Choisir: vous

Slide 20 - Open vraag

futur simple
perdre: tu

Slide 21 - Open vraag

futur simple
avoir: j'

Slide 22 - Open vraag

conditionnel
aller: il

Slide 23 - Open vraag

conditionnel
être: nous

Slide 24 - Open vraag

conditionnel
faire: vous

Slide 25 - Open vraag

futur proche
arriver: tu

Slide 26 - Open vraag

                    Au travail
Faire ex. 1 à la page 35 de votre livre spreekvaardigheid

Slide 27 - Tekstslide