Wechselpräpositionen
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wechselpräpostionen: Als er sprake is van zich bevinden, welke naamval krijg je dan?
A
Dativ = 3e naamval
B
Akkusativ = 4e naamval
Slide 4 - Quizvraag
Wechselpräpostionen: Als er sprake is van een beweging ergens naartoe, welke naamval krijg je dan?
A
Dativ = 3e naamval
B
Akkusativ = 4e naamval
Slide 5 - Quizvraag
An welch…… Tag haben wir die Prüfung?
A
Dativ = 3e naamval
B
Akkusativ = 4e naamval
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Der Baum steht neben d…… Haus (o).
A
das
B
dem
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Auf dem Foto stehe ich zwischen mein…… Freunde……
A
meine Freunde
B
meinen Freunden
Slide 11 - Quizvraag
Ich schwimme in d…… Wasser (o).
A
das
B
dem
Slide 12 - Quizvraag
Ich gehe in d…… Kino (o).
A
das
B
dem
Slide 13 - Quizvraag
Ich schaue über d…… Mauer (v).
A
die
B
der
Slide 14 - Quizvraag
Die Zuschauer strömten in d………. Stadion.
A
dem
B
das
Slide 15 - Quizvraag
Auf ein………. Bank (v) auf d………. Bahnsteig (m) wartete er auf d………. Zug (m).
A
eine, dem, dem
B
einer, dem, dem
C
eine, dem, den
D
einer, dem, den
Slide 16 - Quizvraag
Der Vater wachte bis in d………. Morgen (m) am Bett seines kranken Sohnes
A
dem
B
den
C
der
