H3. Verleden tijd van sterke werkwoorden

Wat  gaan we vandaag doen?
Huiswerk H1. werkwoordspelling/pv tt 

VRAGEN?

Vandaag gaan we verder met H3. spelling/verleden tijd van sterke werkwoorden en H4. spelling/voltooid en onvoltooid deelwoord.
We sluiten af met een KAHOOT
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat  gaan we vandaag doen?
Huiswerk H1. werkwoordspelling/pv tt 

VRAGEN?

Vandaag gaan we verder met H3. spelling/verleden tijd van sterke werkwoorden en H4. spelling/voltooid en onvoltooid deelwoord.
We sluiten af met een KAHOOT

Slide 1 - Tekstslide

Wat hoort er bij zoeken? Jazeker, ik zocht,
en zeg je bij vloeken dus logisch: ik vlocht?
Welnee, beste mensen, want vlocht komt van vlechten.
En toch is ik hocht niet afkomstig van hechten.
En bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep.
En evenmin zegt men bij slopen ik sliep.
Want sliep moet je weten, dat komt weer van slapen.
Maar fout is natuurlijk ik riep bij het rapen.
Want riep komt van roepen. Ik hoop dat je ’t weet
en dat je die kronkels beslist niet vergeet.
Noteer alle juiste en alle foute combinaties van het hele werkwoord en persoonsvorm verleden tijd uit de tekst. En verbeter de fouten.













Slide 2 - Tekstslide

Juist

zoeken - zocht
vloeken - vloekte
vlechten - vlochten
hechten - hechtten
lopen - liep
kopen - kocht
slopen - sloopte
slapen - sliep
rapen - raapten
roepen - riep
Onjuist

vloeken - vlocht
hechten - hochten
kopen - kiep
slopen - sliep
rapen - riep

Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd:
– bied → bood, denk → dacht, zwemmen → zwommen, 
blazen → bliezen

Je schrijft de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd (pvtt) zo kort en eenvoudig mogelijk.

Slide 4 - Tekstslide

Zo schrijf je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd
• Gebruik de verlengproef om erachter te komen of een woord op een -d of een -t eindigt:
– bijten → (ik) beet (want: wij beten)
– vinden → (hij) vond (want: zij vonden)

Let op: een persoonsvorm verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk!
Gebruik nooit twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar (dus ook geen -dd- of -tt-), behalve als dat voor de uitspraak nodig is:
– treden → traden; bestrijden → bestreden; glijden → gleden
– gieten → goten; ontbijten → ontbeten; smelten → smolten
– schrikken → schrokken; beginnen → begonnen

Slide 6 - Tekstslide

a Sam en Duco gaan fietsend naar de training.
b Sabine en Clarine zijn naar de training gefietst.
c Misha en Jari hebben tot ’s avonds laat gekletst.
d Philipine en Eva lopen kletsend door de winkelstraat.

Wie zijn er klaar en wie niet? Waaraan zie je dat?

Slide 7 - Open vraag

Voltooid deelwoord (VD)
Het voltooid deelwoord (vd) geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (= voltooid). Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde.
Er staat dan altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden:
– Tijdens de vakantie heeft Julia bij een boerderij gekampeerd.
– Vorig jaar is Mehmet naar Turkije gevlogen.
– Op het scoutingkamp worden veel activiteiten georganiseerd.

Slide 8 - Tekstslide

Zo schrijf je het voltooid deelwoord
• Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en.
– Wij hebben heerlijke couscous gegeten (eten).
– De intercity is om 15.05 uur op station Amersfoort aangekomen (aankomen).

Slide 9 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t. De juiste letter bepaal je net als in de verleden tijd met ’t (e)x-foksch(aa)p/ 't Sexy Fokschaap
Kijk naar de letter die in de infinitief voor de uitgang -en staat:
– klaverjassen → pvvt: klaverjaste → Guido heeft zaterdagavond geklaverjast.
– verwaarlozen → pvvt: verwaarloosde → Marijke heeft haar konijn verwaarloosd.

Slide 10 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord (OD)
Het onvoltooid deelwoord (od) geeft aan dat een handeling aan de gang is (= onvoltooid).
– Boas reist zeilend de wereld over.
– Vrolijk lachend stapten de kinderen uit de bus.

Zo schrijf je het onvoltooid deelwoord
• Het onvoltooid deelwoord spel je als infinitief + d: juichen + d → juichend

Slide 11 - Tekstslide

De bruidsjurk van Yolanthe..........(slepen)over de grond.
A
sleepte
B
sleepde
C
sleepten
D
sleepden

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm in de verleden tijd.


Door een defecte wekker.........ik bijna de bus naar school.
A
miste
B
mistte
C
misten
D
mistten

Slide 13 - Quizvraag

'Zijn we er al bijna?' (puffen).........de jongens halverwege de toren.
A
pufte
B
puften
C
pufde
D
pufden

Slide 14 - Quizvraag

In de managebak ........(draven) Anky's lievelingspaarden
A
draafde
B
draafden
C
draafte
D
draaften

Slide 15 - Quizvraag

Geduldig......(wachten) de klanten in een lange rij voor de kassa.
A
wachtte
B
wachte
C
wachtten
D
wachtte

Slide 16 - Quizvraag

Vul de verleden tijd enkelvoud van deze niet-bestaande zwakke werkwoorden in (opdracht 4)

BELAVEN

Slide 17 - Open vraag

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige of de verleden tijd in

MIJN ZUS.........(BESTEDEN) BIJNA AL HAAR ZAKGELD AAN SPULLEN VOOR HAAR PAARD.
A
BESTEED
B
BESTEEDT
C
BESTEEDEN
D
BESTEEDDEN

Slide 18 - Quizvraag

Het talent om te voetballen ......(erven) Daley van zijn vader.
A
erfde
B
erfden
C
erfte
D
erfen

Slide 19 - Quizvraag


Gisteren ....(rijden) de treinen volgens schema, Quinta.....(komen)daardoor gelukkig op tijd voor de auditie.

Vul de pv van de volgende zinnen in de vt in.

Slide 20 - Open vraag

Huiswerk
Maandag 23 mei (zet in agendaplanner)

H3 Spelling/de verleden tijd van sterke werkwoorden
H4 Spelling/ voltooid en onvoltooid deelwoord

Slide 21 - Tekstslide