5V P2 7.4 en 7.5

1 / 28
volgende
Slide 1: Link
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Functionalisme
paradigma en perspectief t.a.v. macht

Slide 2 - Open vraag

Conflict
paradigma en perspectief t.a.v. macht

Slide 3 - Open vraag

Sociaal constructivisme
paradigma en perspectief t.a.v. macht

Slide 4 - Open vraag

Rationele actor
paradigma en perspectief t.a.v. macht

Slide 5 - Open vraag

Het functionalisme-paradigma 
Kern:
Nadruk op de structuren van de samenleving. De samenleving is één geheel. Ieder onderdeel heeft zijn eigen functie en levert een bijdrage aan de instandhouding van het geheel. (De samenleving als een lichaam met samenwerkende organen). 
Mensen en instellingen of andere actoren proberen altijd het gedrag van anderen te beïnvloeden of onder druk te zetten om de andere partij op de een of andere manier voor het eigen karretje te spannen.
Het functionalisme ziet de sociale verschijnselen macht en gezag als iets functioneels,
als iets positiefs voor het voortbestaan van de maatschappij en deelsystemen binnen
de maatschappij.

Slide 6 - Tekstslide

Het conflict-paradigma
Kern:
Ongelijkheid (in macht en bezit) is de motor in een
samenleving. Conflicten die daaruit voortkomen  leiden tot noodzakelijke veranderingen. 

In dit paradigma staat de strijd tussen machtshebbers en de minder machtigen centraal.
Marx zag het verschil in macht als een belangrijke verklaring voor het klassenconflict
tussen de bezittende klasse die beschikt over de productiemiddelen en de bezitloze
klasse die geen macht heeft over haar werk, loon, leefomstandigheden.


Slide 7 - Tekstslide

Het sociaalconstructivisme-paradigma
Het gedrag van mensen wordt vooral bepaald door hoe mensen de werkelijkheid zien. Die  werkelijkheid kan in de tijd veranderen onder invloed van de interactie tussen mensen. 

In het intermenselijk verkeer en in de politiek spelen machtsverhoudingen vaak een belangrijke rol. 
Zij kunnen door de mensen negatief beoordeeld worden, maar ook wel geaccepteerd worden.

Slide 8 - Tekstslide

Het rationele-actor-paradigma
Actoren streven zo veel als mogelijk hun eigenbelang na. Bij hun beslissingen maken ze een  rationele afweging tussen voor- en nadelen (homo economicus). 

Onderzoekers binnen dit paradigma hebben wel oog voor het feit dat menselijk gedrag mede door structuren bepaald wordt, maar letten meer op de actoren die binnen deze structuren bepaald gedrag vertonen, organisaties bevolken en de institutionele patroonmatigheden daarin vormgeven.
De ‘law of anticipated reactions’ : houdt in dat macht van een land ook en vooral op minder zichtbare wijze werkt en dat (kleinere) landen bij hun besluitvorming anticiperen op mogelijke reacties van machtige(r) landen 


Slide 9 - Tekstslide

Deze les:
Je kunt de politieke ideologieën anarchisme, nazisme en conservatisme uitleggen, van elkaar onderscheiden en herkennen in een opvatting.
Je kunt de verschillende kenmerken van een staat noemen, uitleggen en herkennen.
Je kunt het verschil tussen interne en externe soevereiniteit uitleggen.
Je kunt uitleggen hoe het proces van staatsvorming heeft plaatsgevonden.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Anarchisme
Nazisme
Conservatisme
Willen geen overheid
Gaat uit van  ongelijkwaardigheid tussen mensen
Strijden voor het behoud van de huidige samenleving

Slide 12 - Sleepvraag

Mensen zijn geneigd te gaan voor eigenbelang. Als dit leidt tot onwenselijke situaties moet de overheid dat hard afstraffen.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme

Slide 13 - Quizvraag

Mensen zijn zelf slim genoeg om eerlijk met elkaar om te gaan, daar is geen rechter voor nodig.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme

Slide 14 - Quizvraag

Het nastreven van eigenbelang is goed, omdat mensen daarmee kunnen bewijzen dat ze beter zijn dan anderen.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme

Slide 15 - Quizvraag

Een klein groepje slimme mensen mag wat regels opstellen om economische relaties zo soepel mogelijk te houden, maar dit moet zo min mogelijk gebeuren.
A
Anarchisme
B
Nazisme
C
Conservatisme

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer is een gebied
volgens jou een staat?

Slide 17 - Woordweb

Ontstaan van staten
Gebrek aan samenwerking      ->  
 
behoefte aan politieke instituties    ->      
         
creëren van staten         ->   

 staatsvorming

kenmerken
Er is een groep mensen
Er is een grondgebied
Er is een geweldmonopolie en belastingmonopolie

Slide 18 - Tekstslide

Drie kenmerken van een staat
1. Er is een groep mensen
2. Er is grondgebied
3. Er is geweld- en belastingmonopolie

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken van een staat
  • Groep mensen/bevolking
  • Grondgebied
  • Geweldsmonopolie & belastingsmonopolie
Souvereine macht (extern en intern), non-interventie

Op basis van deze kenmerken, kan Zuid-Soedan gezien worden als een staat?

Slide 20 - Tekstslide

0

Slide 21 - Video

Leg uit waarom deze uitspraak van minister Blok controversieel is: "Als een van de tachtig toehoorders Suriname oppert, haalt Blok hard uit naar de republiek. ,,Dus de partijen in Suriname zijn niet langs etnische lijnen opgedeeld? Een functionerende rechtstaat en democratie? (...) Suriname is een failed state. En dat heeft ernstig te maken met de etnische opdeling.''

Slide 22 - Open vraag

Verandering in politieke macht
  • Depersonalisering (gezag gekoppeld aan functie in plaats van persoon)
  • Formalisering (politieke macht is formeel vastgelegd in plaats van geregeld door tradities)
  • Integratie (belastingen en wetgeving zijn gegroeid in omvang)

Slide 23 - Tekstslide

a) Al op het moment dat de huidige koning een dochter krijgt heeft de kroonprinses een bepaalde status. Ongeacht haar karakter of gedrag krijgt zij gezag omdat ze 'dochter van' is.
A
Depersonalisering
B
Formalisering
C
Integratie

Slide 24 - Quizvraag

b) Vanzelfsprekend was de paus vroeger machtig en bemoeide hij zich met waken van de vorst, en andersom. Zo is het lang doorgegaan, tot er werd ingegrepen in deze gewoonte. Tegenwoordig is er een scheiding van kerk en staat.
A
Depersonalisering
B
Formalisering
C
Integratie

Slide 25 - Quizvraag

c) In plaats van 1 wet over kinderarbeid zijn er nu wel twintig wetten die minderjarigen op verschillende manieren beschermen tegen te zwaar of te veel werk.
A
Depersonalisering
B
Formalisering
C
Integratie

Slide 26 - Quizvraag

d) In de politiek staan alle functies ergens in een hiërarchie, zodat duidelijk wordt wat de bijbehorende verantwoordelijkheden zijn. Deze zijn duidelijk opgeschreven, zodat niemand onder zijn werk vandaan komt of misbruik maakt van de situatie omdat iets bijvoorbeeld niet in zijn contract stond.
A
Depersonalisering
B
Formalisering
C
Integratie

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag:
Maken opdracht 14 en 15

Slide 28 - Tekstslide