2.4 Covalente bindingen

2.1 Atoombindingen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.1 Atoombindingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je leert hoe moleculaire stoffen zijn opgebouwd.
  • Je leert om structuurformules te tekenen.
  • Je leert wat er gebeurd met moleculaire stoffen bij temperatuurveranderingen. 

Slide 2 - Tekstslide

In deze les


  • Uitleg covalente binding


  • Uitleg Van der Waals binding
  • Structuurformules tekenen

Let op:  naamgeving moleculen is 3e klas, zelf herhalen!

Slide 3 - Tekstslide

Moleculaire stoffen

  • Verbindingen die alleen uit niet-metaal atomen bestaan.
  • Ook wel 'moleculen' genoemd.
  • Voorbeelden: H2O, C2H6O, HCN, PCl3
  • Ontstaat door vorming van atoombindingen
  • Moleculen worden bij elkaar gehouden door vanderwaalsbindingen.

Slide 4 - Tekstslide

Van der Waals krachten 
Aantrekkingskracht tussen de moleculen. 

Slide 5 - Tekstslide

Van der Waals krachten 
Deze houden de moleculen bij elkaar. 
Hoe groter de moleculen, hoe sterker de Van Der Waalskrachten zijn. 

Grote afstand tussen moleculen, is de binding kleiner. 
Kleine afstand tussen de moleculen, dan is de binding groter. 

Slide 6 - Tekstslide

Vanderwaalsbinding
  • Aantrekkingskracht tussen moleculaire stoffen (dus niet aanwezig bij metalen of zouten!)
  • Aanwezig door kleine ladingsverschillen in de moleculen (elektronen staan niet op vaste plaats, bewegen door schillen heen).
  • Relatief zwakke binding. 
  • Hoe groter de massa van het molecuul, des te sterker de vanderwaalsbinding.



Slide 7 - Tekstslide

Fase-overgang

  • Bij een fase-overgang blijven de moleculen hetzelfde (atoombinding blijft intact).
  • De afstand tussen deeltjes veranderd -> Vanderwaalsbinding (molecuulbinding).
  • Hoe dichter op elkaar, hoe sterker  de V/d waalsbinding.

Slide 8 - Tekstslide

Atoommodel niet-metaal 
Niet-metaalatomen missen
elektronen in hun buitenste
schil (valentie-elektronen) om
te voldoen aan de edelgas-
configuratie.

Slide 9 - Tekstslide

Atomen streven naar edelgasconfiguratie
Dit betekent dat ze evenveel elektronen in hun buitenste schil willen hebben als het dichtsbijzijnde edelgas.
  • Helium: 2 elektronen
  • Alle andere edelgassen: 8 elektronen

Slide 10 - Tekstslide

Gedeeld elektronenpaar
Om edelgasconfiguratie te bereiken
  • kan een niet-metaal een elektron opnemen van een metaal (=zout, zie 2.4)
  • of delen twee niet-metaalatomen de elektronen: een gedeeld elektronenpaar, ook wel atoombinding of covalente binding genoemd.

Slide 11 - Tekstslide

Atoombinding
  • Atoombinding is heel sterk.
  • Atoombinding verbreekt alleen bij chemische reacties,.
  • Hoeveel bindingen een niet-metaal aangaat, hangt af van de covalentie.
  • Covalentie geeft aan hoeveel elektronen gedeeld moeten worden om elektronenconfiguratie te bereiken.

Slide 12 - Tekstslide

Covalentie

  • Geeft aan hoeveel elektronen gedeeld worden, dus hoeveel atoombindingen worden gevormd.
  • Eenvoudig af te lezen uit periodiek systeem.
  • Aantal elektronen erbij tot edelgas (groep 18) = covalentie.
  • Covalentie H=1, F=1, O=2 enz.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld: waterstof
H heeft 1 valentie-elektron, wil er 1 elektron bij.
Covalentie = 1





Molecuulformule = H2             Structuurformule = H-H
H + H
H2

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld: zuurstof
O heeft 6 valentie-elektronen, wil er 2 bij. 
Covalentie = 2





Molecuulformule = O2                                        Structuurformule = O=O
O + O
O2

En die van H2O? 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de covalente van koolstof (C)?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de covalente van zwavel (S)?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel atoombindingen zitten er in een stikstofmolecuul?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag

Waarom is de van der Waals kracht een zwakke binding?

Slide 20 - Woordweb

Wat gebeurt er met de Vanderwaalsbinding als suiker wordt opgelost in thee.
A
verbreekt
B
wordt zwakker
C
wordt sterker
D
niets

Slide 21 - Quizvraag

Structuurformules van een molecuul
  1. Noteer de molecuulformule.
  2. Noteer de covalenties van de atomen.
  3. Zet het atoom met de hoogste covalentie centraal.
  4. Teken atoombindingen naar de andere atomen, zodat alle atomen de gewenste covalentie hebben.

Slide 22 - Tekstslide

Teken de structuurformules van C2H6 en HCN.

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag 
Tabel 2,3,4 uit je hoofd!
opgaves
2,3,4,6
8,9,10,11

Slide 24 - Tekstslide