§4 Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Nederlands

B1b

13 mei

Karina verlangt naar de vakantie, want ... gaat ze in Marokko doorbrengen.

1. die
2. dit

Weet jij waarom dit tijdschrift, .. al jaren bestaat, niet meer zal verschijnen?

1. die
2. dat

Voor de Olympische Spelen bouwde China een mooi stadion, ... prachtig verlicht was.

1. die
2. dat

'Ik wil graag een trui passen', zei de klant. De verkoper vroeg daarop: '... hier?'

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

De ijsplaat van de vitrine, ... de ijsverkoper zo ijverig stond schoon te maken, brak ineens in honderd stukken.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

'Het breiwerk van je vriendinnetje is mooi regelmatig, maar ... is prutswerk.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

§8 - persoonlijk voornaamwoord - pers. vnw

Persoonlijke voornaamwoorden 

verwijzen naar mensen, dieren of 

dingen;

--> Zonder dat je die specifiek 

benoemt: ik, jou, zij, hen, 

hem, etc.

Bijv.: haar in plaats van ‘Andrea':

Heb je Andrea nog gezien gisteren?

Heb je haar nog gezien gisteren?

of

het in plaats van 'die som':

Ik begrijp die som!

Ik begrijp het!

 §4: verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (pers. vnw & bez. vnw)

Boek: p. 236

Herhaling §4: verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (pers. vnw & bez. vnw)

Boek: p. 236

Wat is een verwijswoord?

1. Een woord dat naar een ander woord verwijst
2. Een woord dat niet in het woordenboek staat
3. Een woord dat niet in de zin past
4. Een woord dat twee betekenissen heeft

Welk woord is een verwijswoord in de zin 'Ik heb een boek gelezen, het was erg interessant.'?

1. Interessant
2. Gelezen
3. Boek
4. Het

Kies het goede woord in de zin
'Je moet oppassen voor de stier want ....... kan je opeens aanvallen.

1. zij
2. het
3. hem
4. hij

Welk verwijswoord:
Dit poesje is vanmorgen aankomen lopen, geef je ............. wat te drinken?

1. hem
2. het
3. haar
4. hun

Cursus 6 Formuleren maken..

§ 4 Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden opdracht 1 t/m 5