Wat is taalkunde - taalkundig onderwerp kiezen, periode 2, les 2 4hv HVX

Werk voor de week kader/mavo
3 k/mMaak in Blink/Plot26 van ‘Lezen5’ les 3.
4 k/m
Blink: Maak van De reddende rechter les 3 ‘De uitzending’. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werk voor de week kader/mavo
3 k/mMaak in Blink/Plot26 van ‘Lezen5’ les 3.
4 k/m
Blink: Maak van De reddende rechter les 3 ‘De uitzending’. 

Slide 1 - Tekstslide

Werk voor de week havo/vwo
5 h:
Werk opdracht 2 uit de quest (de voorbereiding) in een Pages- of een Worddocument (5 punten van het SE) en lever dit via Egodact in.
5 v:
Werk verder aan opdracht ‘Eigen onderzoek, stap 1’ uit de quest. Werk deze uit in Pages of Word.
Maak les 2 uit synthesetekstboekje

4 h:
Maken: Blink ‘2050 in 250 woorden’ deel 1: t/m opdracht 4 en deel 2: opdracht 6 t/m 8. + oefenen (werkwoord)spelling/ formulereing in Online Slagen. Bestuderen: Blink theorie: publiek, vorm en inhoud én taalgebruik en publiek én alle vier de theorieblokken van 'taalgebruik' 
6 v:
Werk opdracht 2 uit de quest (de voorbereiding) in een Pages- of een Worddocument (5 punten van het SE) en lever dit via Egodact in.
4 v:
Maak: Blink 1050: les 2 (10-14)
 + oefenen (werkwoord)spelling /formulereing in Online Slagen. Bestuderen: Blink theorie: publiek, vorm en inhoud én taalgebruik en publiek én alle vier de theorieblokken van 'taalgebruik' 

Slide 2 - Tekstslide

Taalkunde

Slide 3 - Tekstslide

Planning

  • Instructie/quiz
  • Werken aan het vak Nederlands (als er tijd over is)

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je benoemen wat taalkunde is
  • heb je nagedacht over welk taalkundig onderwerp jij je column wil gaan schrijven

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat kwam er in je op toen je de video bekeek?
Kon je het volgen?
Waar ging het over?

Slide 7 - Woordweb

0

Slide 8 - Video

En bij deze video?

Slide 9 - Woordweb

Wat is taalkunde (linguïstiek?

In gewoon taalgebruik is taalkunde het bestuderen van taal. Het omvat onderzoek naar hoe talen zijn opgebouwd, hoe mensen ze spreken en begrijpen, hoe ze veranderen in de tijd, en hoe ze variëren in verschillende sociale situaties. Taalkunde helpt ons te begrijpen hoe taal werkt en waarom mensen op een bepaalde manier praten. Het is een wetenschappelijke benadering van de studie van taal, die ons helpt communicatie beter te begrijpen en talen te analyseren.
Het is een vakgebied dat zich bezighoudt met de structuur, het gebruik en de evolutie van taal in al zijn aspecten.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is taalkunde?
Taalkunde speelt een belangrijke rol in het begrijpen van hoe mensen taal gebruiken en hoe talen veranderen. 

Het bestuderen van taalkunde helpt bij het begrip van de complexiteit van menselijke communicatie en taal en draagt bij aan een dieper begrip van de menselijke geest en cultuur.

Slide 11 - Tekstslide

De Nederlandse taal(vormen)

Nederlandse taal -> ook wel standaardtaal of algemene omgangstaal.
ABN -> Algemeen Beschaafd Nederlands
Dialect
Jongerentaal


Slide 12 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij een taalvorm?
  • Het bepalen van de betekenis.
  • Wat is de bedoeling van de spreker?
  • Kennis van de wereld.
  • De inhoud.
  • De sociale relaties tussen taalgebruikers.
  • Passend bij sociale omstandigheden. 

Slide 13 - Tekstslide

Taalkundige onderwerpen

1. Fonologie: De studie van klanken in een taal, inclusief hoe ze worden uitgesproken en geïdentificeerd, en hoe klankverschillen de betekenis van woorden kunnen beïnvloeden.
2. Morfologie: Onderzoek naar de interne structuur van woorden, inclusief de vorming van woorden door morfemen, de kleinste betekenisdragende eenheden.
3. Syntax: Het bestuderen van de regels die de structuur van zinnen bepalen en hoe woorden in zinnen worden gecombineerd.
4. Semantiek: De betekenis van woorden, zinnen en taaluitingen, en hoe betekenissen worden gecreëerd en begrepen.
5. Pragmatiek: Het onderzoeken van hoe taal wordt gebruikt in sociale contexten en hoe mensen taal interpreteren op basis van impliciete regels en context.

Slide 14 - Tekstslide

Taalkundige onderwerpen

6. Sociolinguïstiek: Het onderzoeken van taalvariatie binnen verschillende sociale groepen en hoe taal en samenleving met elkaar verweven zijn.
7. Historische taalkunde: De evolutie van talen in de loop van de tijd en hoe talen veranderen en zich ontwikkelen.
8. Psycholinguïstiek: Onderzoek naar hoe taal wordt geproduceerd en begrepen in de menselijke geest, inclusief onderwerpen zoals taalverwerking, taalverwerving en taalstoornissen.
9. Toegepaste taalkunde: Het toepassen van taalkundige kennis in praktische situaties, zoals taalonderwijs, vertaling en taaltechnologie.
10. Taalverandering: Het bestuderen van de manieren waarop talen in de loop der tijd veranderen en zich ontwikkelen.

Slide 15 - Tekstslide

Taalkundige onderwerpen

11. Dialectologie: Het onderzoeken van regionale variaties en dialecten binnen een taal.
12. Taalverwerving: Het begrijpen van hoe mensen taal leren, vooral in hun kindertijd.
13. Taaltechnologie: Het ontwikkelen van toepassingen en systemen voor automatische vertaling, spraakherkenning, en tekstverwerking.

Slide 16 - Tekstslide

Een taalkundig onderwerp kiezen.

Alles wat dus met het bestuderen van taal te maken heeft, valt dus onder taalkunde.

Hiervoor heb je dertien voorbeelden van taalkundige onderwerpen gezien. Er zijn er nog veel meer, maar dit geeft je een beeld.

Je gaat binnen een groter onderwerp inzoomen op een klein stukje. 



Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld: straattaal
Straattaal is een taalvariatie en het kan onder andere vallen onder:
1. Sociolinguïstiek: Straattaal wordt vaak bestudeerd binnen de sociolinguïstiek, aangezien het sterk geassocieerd is met sociale groepen en subculturen. Onderzoek binnen de sociolinguïstiek richt zich op de variaties in taalgebruik op basis van factoren zoals leeftijd, geslacht, etniciteit, en sociaaleconomische achtergrond, en straattaal is vaak een onderwerp van interesse in deze context.
2. Dialectologie: In sommige gevallen kan straat- of jongerentaal worden beschouwd als een specifieke variant of subdialect binnen een grotere taal. Dialectologen kunnen zich bezighouden met de studie van straattaal om te begrijpen hoe het verschilt van standaardtaal en andere regionale dialecten.
3. Taalvariatie: Omdat straattaal vaak afwijkt van standaardtaal in termen van woordenschat, uitspraak en grammaticale structuur, kan het worden bestudeerd binnen het bredere kader van taalvariatie.
4. Taalverandering: Straattaal kan invloed hebben op taalverandering en innovatie, aangezien nieuwe woorden en uitdrukkingen vaak voor het eerst in straattaal worden geïntroduceerd voordat ze breder worden overgenomen in de taal.
5. Jongerentaal: Omdat straattaal vaak wordt geassocieerd met jongeren en subculturen, kan het worden bestudeerd binnen het domein van de jongerentaal, waar onderzoek wordt gedaan naar hoe jongeren taal gebruiken en hoe taal zich aanpast aan de jeugdcultuur.

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Achtergrond
Wikipedia (mag je niet gebruiken bij je onderzoek):
Straattaal, een vorm van jongerentaal, is de mengtaal die jongeren van verschillende culturele en sociale achtergronden in het dagelijks leven spreken op school en op straat, naast de standaardtaal van het land waar ze wonen. Straattaal is aan het eind van de 20e eeuw ontstaan .

Van Dale woordenboek
straat·taal (de; v(m)) informele, van de standaardtaal sterk afwijkende taal zoals die op straat door m.n. jongeren gesproken wordt



Slide 20 - Tekstslide

Andere voorbeelden
  • Verengelsing van de Nederlandse taal (semantisch, betekenis van een woord, bijvoorbeeld leenwoorden)
  • De uitspraak van de Nederlandse taal (fonetisch, spraakklank, bijvoorbeeld jaren 50 tegenover nu of klankverandering)
  • Het gebruik van me (syntactisch, opbouw en structuur van zinnen)
  • Het gebruik van hun/hen (syntactisch, opbouw en structuur van zinnen)
  • Het gebruik van de en het (syntactisch)

Slide 21 - Tekstslide

Welk taalkundig onderwerp zou jij willen onderzoeken?

Slide 22 - Open vraag

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je benoemen wat taalkunde is
  • heb je nagedacht over welk taalkundig onderwerp jij je column wil gaan schrijven

Slide 23 - Tekstslide

Ik weet wat taalkunde is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 25 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 26 - Open vraag