H3 - 2.3

2.3 Gevaren van straling 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2.3 Gevaren van straling 

Slide 1 - Tekstslide

2.3 Gevaren van straling 
Lesdoelen van vandaag:
- Je leert welke schadelijke gevolgen straling kan hebben.
- Wat is het doordringen vermogen van verschillende stralingen
- Wat is het verschil tussen besmetting en bestraling
- Welke veiligheidsmaatregelingen kunnen we treffen

Slide 2 - Tekstslide

2.3 Gevaren van straling 
soort straling
massa
snelheid
afmeting
lading
α - straling
 10-6 kg (klein atoom)
106 m/s
veel kleiner dan atoom
positief
β - straling
10-9 kg
1-106 m/s
duizend keer zo klein als α -deeltjes
negatief
γ - straling
    (fotonen)
geen massa, alleen energie
3x108 m/s
lijkt op licht
geen

Slide 3 - Tekstslide

2.3 Gevaren van straling 
Doordringend vermogen = Dit is een maat voor hoe
 gemakkelijk straling ergens doorheen kan gaan

Indringdiepte R = afstand waarover het stralings-
deeltje al zijn energie heeft afgegeven aan het materiaal 
- soort straling
- energie van stralingsdeeltje 
- dichtheid van het materiaal

Halveringsdikte


Slide 4 - Tekstslide

2.3 Gevaren van straling 
Radioactieve bron: het voorwerp waarin zich radioactieve stof bevindt

Besmetting: als je besmet bent , heb je zelf radioactieve stof op je huid 
gekregen of ingeademd of geslikt. Je bent dan zelf een bron van straling.

Bestraling: als je bestraalt bent, heb je stralingsenergie ontvangen maar je 
hebt zelf geen radioactieve stof binnen gekregen en je bent dus geen
radioactieve bron geworden .

Aleksandr Litvinenko

Slide 5 - Tekstslide

Het atoom
protonen, neutronen en elektronen

Slide 6 - Tekstslide

2.3 Gevaren van straling 
Ioniserend vermogen – het vermogen om atomen te veranderen
  • bij doordringen van straling in een stof wordt energie afgegeven aan elektronen in de buitenste schillen van de atomen
  • stralingsdeeltje (bij α- en β-straling) of foton (bij röntgen- en γ-straling) stoot bij botsing een elektron uit het atoom: ionisatie




Slide 7 - Tekstslide

2.3 Gevaren van straling 
Bescherming:
- blootstellingstijd beperken
- afstand vergroten
- bron afschermen

 De hoeveelheid stralingsenergie die één kilogram weefsel van je lichaam opneemt noemen we stralingsdosis, deze dosis kunnen we meten met een dosismeter. De maximale hoeveelheid die je binnen mag krijgen, noemen we de dosislimiet. 

Stralingslimiet : voor volwassenen is 1 mSv per jaar
                                      voor beroepsoefenaars 20 mSv per jaar

Slide 8 - Tekstslide

Welke straling behoort tot het elektromagnetische spectrum
A
alleen γ-straling
B
alleen β-straling
C
α-, β- en γ-straling
D
α- en β-straling

Slide 9 - Quizvraag

Het doordringen vermogen van
γ-straling is groter dan dat van
β-straling
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Hoe groter de dichtheid van een materiaal, hoe groter de indringdiepte
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Als ik ben bestraald met α-, β- of γ-straling, ben ik een stralingsbron geworden
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

met een dosismeter meet je de dosislimiet
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video