Theorie teksten met een mening

Leesvaardigheid
Ga naar lessonup.nl.
Log in met de student pin (linksonder).
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Ga naar lessonup.nl.
Log in met de student pin (linksonder).

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kunnen?
Teksten met een mening herkennen.
Het verschil tussen objectieve en subjectieve teksten kennen.
Feiten en meningen herkennen.

Het verschil weten tussen feitelijke en persoonlijke argumenten.


Slide 2 - Tekstslide

Welke tekstdoel heeft te maken met meningen?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Amuseren
D
Mening geven

Slide 3 - Quizvraag

Mening geven
De schrijver laat alleen een of meer meningen zien. De lezer kan daarna zijn eigen mening vormen.
Voorbeeld: artikel in tijdschrift of krant.

Slide 4 - Tekstslide

Welke tekstdoel heeft ook te maken met meningen?
A
Overtuigen
B
Informeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 5 - Quizvraag

Overtuigen
De schrijver geeft zijn eigen mening en laat zo veel mogelijk argumenten zien die zijn mening ondersteunen. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft.
Voorbeeld: ingezonden brief, recensie, blog.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 7 - Open vraag

Objectief en subjectief
In een objectieve tekst worden vooral feiten verteld.
In een subjectieve tekst worden vooral meningen verteld. 

Slide 8 - Tekstslide

Welke soort tekst hoort bij welk tekstdoel?
Mening geven
Overtuigen
Objectieve tekst
Subjectieve tekst

Slide 9 - Sleepvraag

Mening: Ik vind OVMZ een fijne school.
Argument: De docenten zijn aardig.
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 10 - Quizvraag

Mening: Ik vind OVMZ een fijne school.
Argument: Er zijn twee verschillende gebouwen.
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een tegenargument?

Slide 12 - Open vraag

Tegenargument ontkrachten
De schrijver wil overtuigen en vertelt alvast welke tegenargumenten er zouden kunnen zijn. Hij legt uit waarom de tegenargumenten niet kloppen of niet sterk zijn.

Slide 13 - Tekstslide