Woordenschat vragenspel kern 11
wat zijn wortels?
A
Wortels zijn een soort takken van een boom die onder de grond zitten.
B
Wortels hangen aan een boom
C
Wortels doe je in je haar.
D
Wortels doe je aan je voeten.
1 / 15
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
wat zijn wortels?
A
Wortels zijn een soort takken van een boom die onder de grond zitten.
B
Wortels hangen aan een boom
C
Wortels doe je in je haar.
D
Wortels doe je aan je voeten.
Slide 1 - Quizvraag
Wat is een bloesem?
A
Je schrijft met een bloesem in je schrift.
B
Een bloesem hangt aan je oor.
C
De bloemetjes die aan de bomen of struiken zitten.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is speuren?
A
Goed zoeken naar iets.
B
Ergens omheen lopen.
C
Kijken naar je buurman/buurvrouw.
D
Lachen om een grapje.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de top?
A
Dan moet je heel nodig plassen.
B
Dan moet je iets aanwijzen.
C
Dan klim je op een berg.
D
Het hoogste punt van een berg of een plek
Slide 4 - Quizvraag
Wat zie je op het plaatje?
A
De kabouter
B
De stam
C
De bladeren van een boom
D
Een weiland
Slide 5 - Quizvraag
Wat zie je op het plaatje?
A
Een schoen
B
Een waterval
C
Een wc
D
Een rivier
Slide 6 - Quizvraag
Wat zie je op het plaatje?
A
Een berg
B
Een heuvel
C
Een glijbaan
D
Een zwembad
Slide 7 - Quizvraag
Wat ga je doen als je ergens een kijkje gaat nemen?
A
Dan ga je naar een pretpark.
B
Dan ga je op bed liggen.
C
Dan ga je ergens even kijken.
D
Dan ga je iemand zoeken tijdens verstoppertje.
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent genieten?
A
Dan vind je iets heel erg stom.
B
Dan vind je iets heel erg fijn.
C
Dan ga je huilen.
D
Dan ben je boos.
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent nieuwsgierig?
A
Dan wil je iets heel graag weten.
B
Dan ben je zenuwachtig.
C
Dan heb je honger.
D
Dan ben je boos.
Slide 10 - Quizvraag
Wat zie je op het plaatje?
A
Een handdoek
B
Een rivier
C
Een regenlaars
D
Een weiland
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent schuilen?
A
Dan ga je ergens staan waar het niet regent.
B
Dan ga je spelen in de schuur.
C
Dan ga je dansen in de regen.
D
Dan ga je zoeken naar uilen.
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent storm?
A
Dat is een paard.
B
Dan waait het heel hard.
C
Dan ga je zitten op een stoel.
D
Dan schijnt de zon.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is bewolkt?
A
Dan zijn er GEEN wolken in de lucht.
B
Dan onweert het.
C
Dan zijn er veel wolken in de lucht.
D
Dan schijnt alleen de zon.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is afbreken?
A
Dan ga je iets maken wat kapot is.
B
Dan valt er een stuk van iets af.
C
Dan breek je je been.
D
Dan ga je knutselen.
