2 Fictie H2 Spanning en soorten argumenten

10 min stil lezen


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 min stil lezen


Slide 1 - Tekstslide

Fictie
Hoofdstuk 2

Een verhaal heeft
spanning als je het
steeds verder wilt lezen.
Het verhaal roept vragen
bij je op en je wordt
nieuwsgierig naar de
antwoorden op die
vragen.



Slide 2 - Tekstslide

Spanning in een verhaal
Open plekken
Spanningsvraag (kort en lang) > antwoord: ontknoping

Slide 3 - Tekstslide

Spanning in een verhaal (p.93/97)
  1. Cliffhanger
  2. Flashbacks en flashforwards
  3. Overschakelen op een andere verhaallijn
  4. Ruimtes en omstandigheden spannend omschrijven

Zie je dit terug in De blauwe hel? Hoe?

Slide 4 - Tekstslide

Leeservaring bespreken
Bespreek in groepjes van 2 of 3 je leeservaring tot nu toe. Gebruik verschillende beoordelingswoorden en leg ze uit a.d.h.v. het verhaal.

Eén iemand schrijft kort jullie meningen op. (Steekwoorden)

Slide 5 - Tekstslide

Leeservaring bespreken
Verschillende soorten argumenten: (blz. 98)
realistische argumenten: je vindt de werkelijkheid in het boek heel echt overkomen of juist niet, of je vindt die werkelijkheid origineel of juist niet origineel bedacht, geloofwaardig, of juist niet.
emotieve argumenten: het boek grijpt je aan of juist niet, je leeft erg mee met de personages of je kunt dat juist niet.
morele argumenten: je bent het helemaal eens of oneens met de normen en waarden in het verhaal.

Slide 6 - Tekstslide

Wat voor soort argumenten hebben jullie genoemd bij je leeservaring?
Verschillende soorten argumenten: (blz. 98)
realistische argumenten: je vindt de werkelijkheid in het boek heel echt overkomen of juist niet, of je vindt die werkelijkheid origineel of juist niet origineel bedacht, geloofwaardig, of juist niet.
emotieve argumenten: het boek grijpt je aan of juist niet, je leeft erg mee met de personages of je kunt dat juist niet.
morele argumenten: je bent het helemaal eens of oneens met de normen en waarden in het verhaal.

Slide 7 - Tekstslide

Psychisch perspectief (p. 175/99)
Het vertelperspectief
(meestal de hoofdpersoon, soms een verteller buiten de verhaalwereld)
  • Personaal perspectief, vanuit een personage, in hij- of zij-vorm.
  • Ik-perspectief, vanuit een personage, in de ik-vorm.
  • Auctoriaal perspectief/alwetende verteller. (Meestal hij/zij)

Slide 8 - Tekstslide

Psychisch perspectief (p. 175/99)
Meervoudig of wisselend perspectief. Je leest het verhaal vanuit verschillende personages.
(Soms wisselt ook het soort perspectief)

Onbetrouwbaar perspectief. Soms blijkt een personage niet alle informatie, of niet de juiste informatie te geven. Als lezer raak je verward. (Kan ook in films, voorbeeld: Memento.)

Slide 9 - Tekstslide

Welk perspectief ben je tegengekomen in De blauwe hel en wat is het effect op jou als lezer?

  • Personaal perspectief
  • Ik-perspectief
  • Auctoriaal perspectief

  • Wisselend perspectief
  • Onbetrouwbaar perspectief

Slide 10 - Tekstslide

Voor de volgende les:
Lezen 2.3
-Bestudeer theorie ' nieuwsberichten'. Vraag: wat is het verschil tussen een krantenartikel (h1) en een nieuwsbericht?
-Bestudeer theorie 'tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm'  Vraag: het zijn minder categorieën dan vorig jaar, waar heeft deze methode het tekstdoel Uitleg geven en Mening laten vormen onderverdeeld?  Schrijf je antwoord op en neem mee.

Slide 11 - Tekstslide