Les 5 communicatietheorieën

Les 5 communicatietheorieën deel 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 5 communicatietheorieën deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Communicatie-aspecten van Schultz von Thun

Slide 2 - Tekstslide

Volgens Schulz von Thun (Duits psycholoog, specialist interpersoonlijke com.) zijn er 4 aspecten (kanten) van een boodschap te onderscheiden:
  • Zakelijk aspect: dit is de eigenlijke boodschap: datgene wat je wilt overbrengen
  • Expressieve aspect: de wijze waarop een boodschap wordt overgebracht (vriendelijke toon, agressief, humor, emotioneel)
  • Relationele aspect: geeft weer wat de relatie is tussen zender en ontvanger.
  • Appellerende aspect: wat moet de boodschap teweeg brengen?

Slide 3 - Tekstslide

Aspecten Schulz von Thun
De 4 aspecten bepalen de samenhang hoe een boodschap wordt overgebracht en vooral hoe deze bij de ontvanger overkomt.

Slide 4 - Tekstslide

Agendasettingtheorie

Slide 5 - Tekstslide

wat is volgens jou agendasetting?

Slide 6 - Woordweb

Agendasettingtheorie
  • Gaat ook uit van de invloed van media.
  • Onderwerpen die veelvuldig in de media aan de orde komen worden door de massa overgenomen. 
  • Doordat het onderwerp vaak belicht wordt, gaat de massa het er ook over hebben.
  • De mening over het onderwerp kan wel verschillen van de mening die in de media verkondigd wordt.

Slide 7 - Tekstslide

Uses-and-Gratificationtheorie

Slide 8 - Tekstslide

Uses -and-Gratificationtheorie
  • Het aanbod van media is enorm groot. We worden met informatie overladen. Zowel offline als online.
  • Welke media kies je en waarom juist die media?
  • Wat zijn de motieven/argumenten op grond waarvan mensen bepaalde media gebruiken. 
  • Theorie gaat er vanuit dat mensen weloverwogen keuzes maken.

Slide 9 - Tekstslide

Kennisklooftheorie

Slide 10 - Tekstslide

Kennisklooftheorie
  • Bij het geven van informatie is het probleem dat niet iedereen deze evengoed opneemt.
  • Mensen met een lagere sociaal-economische achtergrond nemen de informatie minder snel en goed op dan mensen met een hogere sociaal-ecomomische achtergrond  
  • Bij het bepalen van de doelgroep is het noodzakelijk of de gekozen doelgroep die informatie krijgt die begrepen en goed verwerkt wordt. 

Slide 11 - Tekstslide

STARCH

Slide 12 - Tekstslide

Starch
  • Klassieke theorie die uitgaat dat voorafgaand aan een aankoop meerdere stappen worden gezet..
  • Er zijn een aantal fasen tussen het zien van een reclameboodschap en een aankoop naar aanleiding van die boodschap. 
  1. OPGEMERKT  / GEZIEN / GEHOORD WORDEN
  2. WAARNEMEN
  3. GELOOFD WORDEN
  4. HERINNERD WORDEN
  5. AANSPORING TOT ACTIE                                                                                                                                                Bij grote, dure of ingrijpende aankopen is dit model met name van toepassing. Bij routineaankopen niet (meer).                                                                                                                                                                                                  

Slide 13 - Tekstslide

VOCATIO

Slide 14 - Tekstslide

VOCATIO (afkorting)
Deze formule wordt met name gebruikt bij persoonlijke verkoop.
  • Verkenning: proberen te achterhalen wat de klant wil.
  • Omschrijving: vaststellen van het koopmotief van de klant (checken).
  • Confrontatie: de klant een passend aanbod bieden.
  • Argumentatie: het aanbod met argumenten onderbouwen.
  • Tegenwerpingen: tegenargumenten klant weerleggen.
  • Instemming: met de klant tot overeenstemming komen.
  • Order: afsluiten van een opdracht of verkoop.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat hoort bij het begrip Customer Journey?
A
Waar komt de klant met het product in aanraking?
B
Kunnen we de kleding die we verkopen niet beter in India produceren?
C
Hoe komt het dat bepaalde webpagina's foutmeldingen geven?
D
Zijn onze openingstijden ruim genoeg?

Slide 17 - Quizvraag

Mediamagnaat John de Mol vertelt aan tafel bij DWDD waarom talentenjachten op TV nog steeds hot zijn. John de Mol is hier een:
A
ontvanger
B
panellid
C
opinieleider
D
doorgeefluik

Slide 18 - Quizvraag

Trump riep vaak: "Fake News!" Hij vond dat mensen het nieuws op tv veel te snel als de enige waarheid zien. Dit is een voorbeeld van:
A
injectienaaldtheorie
B
agendasettingtheorie
C
kennisklooftheorie
D
massamediatheorie

Slide 19 - Quizvraag

De band die zender en ontvanger met elkaar hebben, is van invloed op de manier van communiceren, zegt Schulz von Thun. Op welke van zijn 4 aspecten doelt hij?
A
het expressieve aspect
B
het rationele aspect
C
het zakelijke aspect
D
het appellerende aspect

Slide 20 - Quizvraag

Het tv-programma De Luizenmoeder trok op het hoogtepunt ruim 5 miljoen kijkers. Iedereen had het erover. Een goed voorbeeld van:
A
Injectienaaldtheorie
B
stimulus respons
C
kennisklooftheorie
D
agendasettingtheorie

Slide 21 - Quizvraag