Lezen H1 t/m H4

Lezen H1 t/m H4
H1 en H2 Vaste tekststructuren 
H3 en H4 argumentatie en tegenargumentatie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen H1 t/m H4
H1 en H2 Vaste tekststructuren 
H3 en H4 argumentatie en tegenargumentatie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- Je kent de theorie over vaste 
tekststructuren en kunt de structuur
van een tekst herkennen en benoemen.
- Je kent de theorie over argumentatie.
- Je kunt standpunt, argument, 
tegenargument en weerlegging herkennen 
in een tekst en correct weergeven in een argumentatieschema.

Slide 2 - Tekstslide

Vaste tekststructuren
Hoofdstuk 1 en 2 - Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Maak logische combinaties van gele en groene vlakken
Vraag
Standpunt
Probleem
Verschijnsel
Situatie toen
Geheel
Vraag/stelling
Antwoord
Argument
Oplossing
Verklaring
Situatie nu
Onderdeel
Voor- en nadelen

Slide 4 - Sleepvraag

Vaste tekststructuren
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 5 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor- en nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
Argumentatiestructuur
B
Voor- en nadelenstructuur
C
Aspectenstructuur
D
Vraag- antwoordstructuur

Slide 7 - Quizvraag

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 8 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is de kernzin?

Onze zalen zijn zeer geschikt voor de bijeenkomsten die u wilt houden. De vier zalen die wij hebben, kunnen door flexibele wanden geschikt gemaakt worden voor groepen van elke grootte. Alle apparatuur voor het houden van presentaties is aanwezig.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is de kernzin?

Op 20 december jl. heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu vijf maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik mijn bestelling.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
derde zin
D
laatste zin

Slide 11 - Quizvraag




H3 en H4
Argumentatie

Slide 12 - Tekstslide

Feitelijk - waarderend
Feitelijk argument = controleerbaar (waar of niet waar) - objectief
Waarderend argument = niet controleerbaar (mening, oordelend) - subjectief




Slide 13 - Tekstslide


Omdat je altijd contact met je vrienden kunt opnemen, is de smartphone onmisbaar.
A
Standpunt
B
Feitelijk argument
C
Waarderend argument
D
Weerlegging

Slide 14 - Quizvraag


De smartphone is onmisbaar, want veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder hun telefoon.
A
Standpunt
B
Feitelijk argument
C
Waarderend argument
D
Weerlegging

Slide 15 - Quizvraag


De smartphone is onmisbaar, want je kunt hem bijna overal gebruiken om te betalen.
A
Standpunt
B
Feitelijk argument
C
Waarderend argument
D
Weerlegging

Slide 16 - Quizvraag

Argumentatie-structuur

Slide 17 - Tekstslide

Soms (vaak) lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.

Want en daarom zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.

Slide 18 - Tekstslide

1

2

3

4

We hebben al heel lang niet geshopt.
Laten we naar de stad gaan.
Hij mag geen voldoende krijgen.
Hij heeft plagiaat gepleegd.
Iedereen moet stoppen met roken.
Roken is slecht voor je gezondheid.
Iedereen zou The Hate U Give moeten lezen.
Je leert over racisme in de VS.

Slide 19 - Sleepvraag

Enkelvoudig
De eenvoudigste vorm van argumentatie. Een standpunt dat onderbouwd wordt door één argument.

Let op: blijf nagaan wat het standpunt is en wat het argument.

Slide 20 - Tekstslide

Nevenschikkend
Een opsomming van (gelijkwaardige, losstaande) argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Het lezen van boeken is ontzettend belangrijk.
Het geeft je de kans avonturen te beleven die je anders nooit zou meemaken.
Door literatuur krijg je meer inlevingsver-mogen.

Slide 21 - Tekstslide

Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.

Slide 22 - Tekstslide

Combinatie

Slide 23 - Tekstslide

Je leert meer van interactie met elkaar.
Fysiek les is beter dan online les.
In een klaslokaal kun je beter overleggen.
De docent ziet het als je iets anders doet.
Op school kun je beter zien of iemand meedoet.
Niet iedereen heeft goede wifi thuis.

Slide 24 - Sleepvraag

Tegenargument en weerlegging
Een tegenargument gaat tegen het standpunt in. 
Een weerlegging gaat tegen een (tegen)argument in. 
Standpunt: Ik vind dat mobiele telefoons in de klas verboden moeten worden.
Tegenargument: Leerlingen zeggen dat je met een mobiel ook mee kunt doen aan een quiz, zoals Kahoot, dus een mobiel is juist nuttig.
Weerlegging: De kans is echter groot dat leerlingen dan toch even iets anders gaan doen, zoals Whatsappen, dus een mobiel leidt te veel af.

Slide 25 - Tekstslide


De smartphone is onmisbaar, maar het is wel storend als iedereen steeds op zijn telefoon zit.
A
Standpunt
B
Tegenargument
C
Waarderend argument
D
Weerlegging

Slide 26 - Quizvraag


Het is wel storend als iedereen steeds op zijn telefoon zit, daar kun je echter goede afspraken over maken
A
Standpunt
B
Tegenargument
C
Waarderend argument
D
Weerlegging

Slide 27 - Quizvraag

Hoe zit het met jouw beheersing van de theorie H1 t/m H4 lezen?
Het is complete abacadabra voor mij.
Ik moet er nog wel even goed op studeren.
De meeste dingen weet ik wel, alleen nog herhalen.
Kom maar op met die toets hoor, ik ben er klaar voor!
Waarom wil je dat weten joh?

Slide 28 - Poll