GS workshop: oorzaak-gevolg

Flex: Leren verbanden zien. 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Flex: Leren verbanden zien. 

Slide 1 - Tekstslide

Waarom?
  • Historici vragen zich niet alleen af wat er in het verleden gebeurde, maar ook waarom dingen gebeurden.

  • Hiervoor kun je een vraag gebruiken die begint met: "Waardoor...?"

  • Als je bezig bent met het beantwoorden van deze waardoor-vraag, dan zoek je naar oorzaken.

Slide 2 - Tekstslide


Voorbeeld


  • Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.
  • Waardoor kreeg hij een lekke band?
  • Hij kreeg een lekke band, doordat hij door glas was gefietst.
  • Aan het woord 'doordat' kun je de oorzaak herkennen.

Slide 3 - Tekstslide


Gevolgen

  • De ene gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen.
  • Dat zijn gevolgen
  • Doordat Hans een lekke band had, kwam hij te laat in de les. Het gevolg was dat hij een deel van de geschiedenisles had gemist.
  • Oorzaak⇒gevolg(en)



Slide 4 - Tekstslide


Een voorbeeld bij geschiedenis

  • Oorzaak: de klimaatsverandering na de laatste IJstijd.
  • Gevolg 1: het werd warmer en droger
  • Gevolg 2: mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars
  • Gevolg 3: mensen zochten naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw



Slide 5 - Tekstslide


De aanleiding

  • Een gebeurtenis kan meerdere oorzaken hebben.
  • Meestal is er daarvan één de directe oorzaak: 'de druppel die de emmer doet overlopen'
  • Het herkennen van de belangrijkste oorzaak van een gebeurtenis, is soms moeilijk. Maar de aanleiding is vaak duidelijk.




Slide 6 - Tekstslide

Deze les
Oefenen met verbanden zien

  • Je weet het verschil tussen oorzaken en gevolgen
  • Je weet het verschil tussen indirect en direct
  • Je weet het verschil tussen korte en lange termijn
  • Je weet het verschil tussen bedoelde en onbedoelde gevolgen. 
  • Je kan de verschillende oorzaken en gevolgen toepassen. 

Slide 7 - Tekstslide

Waarom?
  • Historici vragen zich niet alleen af wat er in het verleden gebeurde, maar ook waarom dingen gebeurden.

  • Hiervoor kun je een vraag gebruiken die begint met: "Waardoor...?"

  • Als je bezig bent met het beantwoorden van deze waardoor-vraag, dan zoek je naar oorzaken.

Slide 8 - Tekstslide


Voorbeeld


  • Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.
  • Waardoor kreeg hij een lekke band?
  • Hij kreeg een lekke band, doordat hij door glas was gefietst.
  • Aan het woord 'doordat' kun je de oorzaak herkennen.

Slide 9 - Tekstslide


Gevolgen

  • De ene gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen.
  • Dat zijn gevolgen
  • Doordat Hans een lekke band had, kwam hij te laat in de les. Het gevolg was dat hij een deel van de geschiedenisles had gemist.
  • Oorzaak⇒gevolg(en)



Slide 10 - Tekstslide


Een voorbeeld bij geschiedenis

  • Oorzaak: de klimaatsverandering na de laatste IJstijd.
  • Gevolg 1: het werd warmer en droger
  • Gevolg 2: mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars
  • Gevolg 3: mensen zochten naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw



Slide 11 - Tekstslide


De aanleiding

  • Een gebeurtenis kan meerdere oorzaken hebben.
  • Meestal is er daarvan één de directe oorzaak: 'de druppel die de emmer doet overlopen'
  • Het herkennen van de belangrijkste oorzaak van een gebeurtenis, is soms moeilijk. Maar de aanleiding is vaak duidelijk.




Slide 12 - Tekstslide

Historische vaardigheden
Oorzaak en gevolg.
Er kunnen meerdere oorzaken en gevolgen zijn.
Oorzaak: Waarom of waardoor iets gebeurt
Gevolg: Datgene wat na de oorzaak komt

Voorbeeld: De appel is rijp en valt uit de boom op de grond. Oorzaak: Rijp. Gevolg: valt op de grond. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de oorzaak en wat is het gevolg? Leg uit aan welk woord je dat herkent.

Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.

Slide 14 - Open vraag

Wat is de oorzaak en wat is het gevolg? Leg uit aan welk woord je dat herkent.

Je breekt een been, waardoor je niet meer kan voetballen

Slide 15 - Open vraag

Historische vaardigheden
Oorzaak en gevolg.
Een oorzaak kan bedoelde en onbedoelde gevolgen hebben.

Bedoeld gevolg: Een gevolg dat de bedoeling was van de oorzaak

Onbedoeld gevolg:  Een gevolg dat niet de bedoeling was van de oorzaak. zonder opzet, per ongeluk. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat was de bedoeling en wat was onbedoeld?

Een dictator wordt door opstandelingen van de troon gestoten. Hierdoor ontstaat een burgeroorlog om de macht en er ontstaat schaarste omdat de handel stopt doordat het te gevaarlijk wordt.

Slide 17 - Open vraag

Historische vaardigheden
Oorzaak en gevolg.
Veel gevolgen zijn direct, maar ze kunnen ook indirect zijn.

Direct gevolg (korte termijn): rechtstreeks zonder dat er iets tussen zit. Oorzaak en dan direct een gevolg.  Korter dan een mensenleven

Indirect gevolg (lange termijn): wat langs een omweg gaat met tussen stapjes. Oorzaak en dan indirect een gevolg. Langer dan een mensenleven

Slide 18 - Tekstslide

Historische vaardigheden
Oorzaak en gevolg.
Veel oorzaken zijn direct, maar ze kunnen ook indirect zijn.


Directe oorzaak (aanleiding): Oorzaken die direct tot een historische gebeurtenis leidden. Oorzaak en dan direct een gevolg. De druppel die de emmer doet overlopen.

Indirecte oorzaak (lange termijn): Oorzaken die voor de directe oorzaak (aanleiding) komen. Alles wat vooraf ging tot de druppel de emmer deed overlopen

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen op korte en lange termijn?

Het klimaat veranderd en hierdoor verdwijnt de ijstijd 10.000 jaar geleden. het werd warmer en droger, mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars. Hierdoor zochten mensen naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw dat weer een bevolkingsgroei veroorzaakt. Vandaag de dag leven bijna 7 miljard mensen op de aarde.

Slide 20 - Open vraag

Wat is de directe oorzaak (aanleiding) en wat zijn de indirecte oorzaken?


Slide 21 - Open vraag

Historische vaardigheden
Het kan helpen om een schema te maken:

  • Verwerk daarin de (stapjes) die leiden tot het gevolg. 


Slide 22 - Tekstslide

Opdrachten van de week
  • Een eigen oorzaak-gevolg schema 
  • Geef een voorbeeld van een onbedoelde en bedoelde gevolg. 
  • Geef een voorbeeld van een lange/korte termijn gevolg.
  • Noem de aanleiding van een belangrijk historische gebeurtenis. 

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag! 
  •       Ga naar de learning portal en maak de opdrachten. Beantwoord de criteria die hoort bij het leerdoel in je schrift

se se Je mag zachtjes samenwerken. Je maakt wel je eigen werk. Hierbij mag je muziek luisteren.

            Als je klaar bent, dan laat je je werk zien voor feedback.

Slide 24 - Tekstslide