5.5 Veranderende ecosystemen

Thema 5               Ecologie


B5
Veranderende
ecosystemen
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5               Ecologie


B5
Veranderende
ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen B5
  • Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven
  • Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren

Begrippen: pioniersoorten, pionierecosysteem, successie, gelaagdheid, climaxecosysteem, primaire successie, secundaire ecosysteem, verlanding, gradiëntecosysteem, indicatorsoorten, modelleren, omslagpunt

Slide 2 - Tekstslide

Voedselrelaties
'Elke morgen ontwaakt in Afrika een gazelle. Hij weet dat hij sneller moet zijn dan de snelste leeuw, anders wordt hij gedood. Elke morgen ontwaakt er in Afrika een leeuw. Hij weet dat hij sneller moet zijn dan de langzaamste gazelle, anders sterft hij van de honger. Het doet er niet toe of je een gazelle of een leeuw bent, je kunt beter meteen gaan rennen als de zon opkomt.' (Thomas L. Friedman)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Veranderingen in een ecosysteem
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waardoor deze geleidelijk overgaat in een andere. 

Nadat pioniersoorten zich gevestigd hebben, veranderen de omstandigheden. Er wordt meer grond vastgehouden en er ontstaat humus.

Slide 6 - Tekstslide

Pionierecosysteem
Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniers. Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 7 - Tekstslide

Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen.

Slide 8 - Tekstslide

Climaxstadium
Laatste stadium het climaxstadium. Dit stdaium heeft een grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.
Vaak kwetsbaar voor veranderingen van buitenaf. Bodem van tropische regenwouden bevat weinig humus en zijn daardoor extreem kwetsbaar. Gevaar van erosie groot.


Slide 9 - Tekstslide

Fasen van successie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.

Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden van 
successie
  • strand -> duinen -> bos
  • zand -> heide -> bos
  • plas -> veen/moeras -> bos
  • rots onder water -> koraalrif
  • kale grond -> steppe/prairie -> (regen)woud

Slide 13 - Tekstslide

De verschillen op een rijtje









                                                       


                                                                           Netto productie groot                         Netto productie gering (opbouw=afbraak)
                                                                           Weinig gespecialiseerde niches    sterk gespecialiseerde niches

Slide 14 - Tekstslide

veel lichte zaden
weinig, maar grote zaden

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Verlanding van een plas

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Gradiëntecosysteem 
  • Een ecosysteem met geleidelijke overgangen....bijvoorbeeld onze duinen
  • Landinwaarts: zout wordt zoet, kalkrijk wordt kalkarm, nat wordt droog
  • Gradiënt uit zich in opeenvolging van gebieden: strand, zeereep, open duinvalleien, struweelduinen en binnenrandduinbossen

Indicatorsoorten:
soorten die een aanwijzing geven over een kenmerk van het milieu

Slide 20 - Tekstslide

eerste pioniersoorten
grotere pioniersoorten volgen

Slide 21 - Tekstslide

grotere planten, dieren
climaxstadium

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Maak opdracht 26 t/m 29

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Modelleren
  • Alternatief om complexe processen in ecosystemen te doorgronden
  • Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid
  • Virtueel nadoen wat er in zou kunnen gebeuren
  • Neem voorbeeld konijnen op bladzijde 119/120 goed door

Slide 26 - Tekstslide

Evenwicht
  • Kantelpunt (zie volgende uitlegvideo) tussen stabiele evenwichten
  • Instabiel evenwicht gemakkelijk verstoord

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

En nog een uitlegvideo 
over evenwichten

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Voorbeeld 2 evenwichtssituaties
Konijnen eten grassen en andere planten. Als de planten niet worden gegeten, verdringen ze de grassen.

Slide 31 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen.
A
Veel grassen
B
Weinig grassen
C
evenveel grassen
D
Verandert niet

Slide 32 - Quizvraag

2 evenwichten
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 33 - Tekstslide

Maak opdracht 30
Klaar?
Neem de context 'Spaanse runderen op de Wadden' door en maakt opdracht 31 en Olympiade opdracht 10

Slide 34 - Tekstslide

Check je leerdoelen!
Oefen de begrippen met de flitskaarten
  • Controleer je leerdoelen met Test Jezelf

Klaar?
Maak Samenhang 'Leven in de stad' en maak de opdrachten 1 t/m 4 en maak daarna de Examentrainer

Slide 35 - Tekstslide

Bij wat voor ecosysteem horen de volgende kenmerken: eenvoudig voedselweb, kleine biodiversiteit, open kringlopen en productie is groter dan afbraak?
A
Pionierecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 36 - Quizvraag

In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem

Slide 37 - Quizvraag

humusarme bodem
(organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 38 - Quizvraag

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 39 - Quizvraag

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 40 - Quizvraag

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 41 - Quizvraag

Welke type zaden past het best bij een pionierplant?
A
veel en licht
B
veel en zwaar
C
weinig en licht
D
weinig en zwaar

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Link

Wat was je procentuele score?

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Tekstslide

Geef hieronder het antwoord op de examenvraag

Slide 46 - Open vraag

Voor de geïnteresseerde

Bio-Bits Ecologie

Kwetsbare natuur & Successie en dynamiek in ecosystemen

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Link

Slide 49 - Link