1HVc - Lezen H3 deel 5

Welkom bij Nederlands!
Pak je leesboek. 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhalen theorie H4 Lezen
  • Huiswerk bespreken
  • Verder met H4 Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Theorie H4 
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden. 

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverband
Signaalwoord 
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. 
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, ook jaartallen en data.
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd. 
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen... (maar), liggende streepjes (-), getallen (1,2 etc) en dots 
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd. 
Maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant. 
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
Bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou. 

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 2 van H4 Lezen

controle met het rad! 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2, belangrijkste vragen
1. Waar gaan de teksten over?
3. Wat betekenen de woorden?
4. Waarom is ze met haar hobby begonnen?
5. Welke twee verschillen tussen paarden en koeien noemt Jantien in alinea 2?
6. Geef aan wat er in het schema moet worden ingevuld.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2, belangrijkste vragen
1. Waar gaan de teksten over?
3. Wat betekenen de woorden?
4. Waarom is ze met haar hobby begonnen?
5. Welke twee verschillen tussen paarden en koeien noemt Jantien in alinea 2?
6. Geef aan wat er in het schema moet worden ingevuld.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 2, antwoorden
1 koerijden
3 a herkauwen (al. 2): voedsel nog een keer verwerken
b tuigje (al. 2): riempje
c schoft (al. 2): schouder van een groot viervoetig dier (eigenlijk: een hoge plek tussen de schouders)
d Spaanse pas (al. 4): stap waarbij een dier zijn voorpoot hoog optilt en naar voren strekt
e een verschil van dag en nacht (al. 5): een groot verschil
f jolig (al. 5): vrolijk; uitbundig
g met beleid (al. 6): voorzichtig
h beuken (al. 6): met grote kracht slaan/duwen

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2, antwoorden
4 Ze mocht van haar ouders geen paard hebben, maar er waren wel voldoende koeien in de buurt; daarom is ze gaan koerijden in plaats van paardrijden.
5 (1) De rug van een koe is breder dan die van een paard. (2) Een koe heeft geen schoft en een paard wel.
6
Jantien moet haar zadel goed vastmaken aan de staart van de koe.
want
a Anders glijdt ze naar voren als de koe gaat grazen.
want
b De koe heeft geen schoft.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2, belangrijkste vragen
7. Welke signaalwoorden voor chronologisch verband staan er in alinea 3?
8. Welke tekstverbanden staan in alinea 4?
11. In welke alinea vind je er een voorbeeld van? ("als je het met beleid doet...")
13. In welk opzicht denken Toon Meesters en Jantien hetzelfde over koeien en koerijden?

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2, antwoorden
7 Eerst, Dan, daarna
8 (1) opsommend verband: en; (2) tegenstellend verband: Maar, maar; (3) chronologisch verband: laatst + dit jaar; eerst + toen (het gaat hier om twee verschillende situaties/omstandigheden) [ook nog: redengevend verband: want; concluderend verband: dus, maar die zijn nog niet aan de orde geweest
11. Alinea 3 
13 Als een koe niet wil dat er op haar gereden wordt, laat ze dat heus wel blijken / dan gebeurt het ook niet. – Jantien zegt in alinea 6: ‘Als ze het niet leuk vinden, laten ze het echt wel weten en dan ga ik er niet mee door. Toon Meesters zegt: ‘Als een koe het niet wil, dan gebeurt het ook niet.’

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 4 van Lezen H4.

Slide 12 - Tekstslide