Literaire stromingen

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NETLMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De te behandelen stromingen
  1. Romantiek (1800-1860)
  2. Realisme (1840- 1880)
  3. Tachtigers (1880-1894)
  4. Naturalisme (1880-1910)
  5. Modernisme (1910-1940)
  6. Naoorlogs proza (1945-1960)
  7. Postmodernisme (1960-2000
  8. Literatuur van de 21e eeuw

Slide 2 - Tekstslide

  1. Romantiek (1800-1860)
  • Reactie op de verlichting 
  • verlichting maatschappelijk gericht / romantiek ik-gericht
  • Niet gelukkig met het hier en nu
  • Een vaag verlangen naar 'ik weet niet precies wat' (Sehnsucht) tot lijden aan het bestaan (Weltschmertz)
  • gevolg: neiging tot vluchten (escapisme) in natuur / liefde/ drank en drugs / historie/opstandig/ (zwarte) humor/ zelfdoding ...

Slide 3 - Tekstslide

  1. Romantiek (1800-1860)
Voorbeelden auteurs die jullie gelezen hebben:
Nicolaas Beets (Camera Obscura)
Piet Paaltjens
Multatuli (Max Havelaar - valt ook onder realisme)


Slide 4 - Tekstslide

2. Realisme (1840-1880)
  • De werkelijkheid wordt zo objectief en gedetailleerd mogelijk weergegeven
  •  Schrijvers kiezen voor eigentijdse werkelijkheid met eigentijdse personages.
  • Sociaal engagement
  • Veel aandacht voor de psychologie van de personages
  • Voorbeelden: Fabriekskinderen, Majoor Frans ...

Slide 5 - Tekstslide

3. Tachtigers (1880-1894)
  • Een groep jonge prozaschrijvers en dichters rond het tijdschrift De Nieuwe Gids in 1885 opgericht.
  • Verzet tegen bijna alle voorgangers en tijdgenoten
  • Tegen sentimentele en moralistische teksten
  • Voorbeelden: Kloos, Jacques Perk Gorter, Verwey.
  • Doel poëzie: scheppen van schoonheid: l'art pour l'art
  • Poëzie is de allerindividueelste  expressie van de allerindividueelste emotie.

Slide 6 - Tekstslide

3. Tachtigers (1880-1894)
  • De meeste schrijvers kozen toch weer voor een boodschap in het werk
  • Prozaschrijvers van Tachtig schrijven naturalistische romans

Slide 7 - Tekstslide

4. Naturalisme (1880-1910)
  • Het realisme wordt gekoppeld aan het determinisme: de mens wordt bepaald door erfelijke factoren, milieu en de tijd waarin hij leeft.
  • Werkelijkheid wordt objectief beschreven en de schrijver probeert die te verklaren vanuit het determinisme.
  • Het noodlot speelt een grote rol.
  • Voorbeeld Couperus,  Cyriel Buysse (Recht van de sterkste)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

4. Naturalisme: De binocle fragmenten
Het was ongeveer vijf jaar geleden, dat een jonge toerist, Indo-Nederlander, journalist, een fijne jongen, eenigszins nerveus aangelegd, zeer zachtzinnig trots zijn tropisch bloed, in Dresden, in de Opera, des morgens, een biljet nam voor een plaats op de eerste rij van den vierden rang, om de ‘Walküre’ te hooren

Slide 10 - Tekstslide

4. Naturalisme: De binocle fragmenten
In de winkel:
En nauwlijks was de toerist binnen of het doorflitste hem, dat hij verkeerd deed en beter zoû doen de winkel te verlaten omdat het gezicht van dien winkelier een onbehagelijke vogeltronie geleek. Maar deze flits was zoo snel, ongemotiveerd en vaag, dat het geen logisch bewustzijn werd. Daarom bleef de jonge man

Slide 11 - Tekstslide

4. Naturalisme: De binocle fragmenten
In het theater:
Toen was het of hij zich niet zoû kunnen bedwingen... Of iets hem krachtig imperatief dwong den kijker te slingeren, hoog door den afgrond der zaal, mikkende op dien lokkenden bol, die reuze-biljartbal, het blinkende doelwit, daar ginds, in de diepte, op driekwart afstand van de helling tusschen hem en het tooneel...  (impressionisme)

Slide 12 - Tekstslide

5. Modernisme (1910-1940)
Overkoepelende term voor de doorbraak van het nieuwe, moderne in de kunst.
Onrustige tijden:
Democratisering en industrialisatie zetten door.
  • Eerste Wereldoorlog
  • economische crises
  • dreiging Tweede Wereldoorlog

Slide 13 - Tekstslide

5. Modernisme kenmerken literatuur
  • een voorkeur voor drama ;
  • vermenging van stijlfiguren;
  • een vrij grote dosis humor;
  • het verdwijnen van het verhalend karakter en de traditionele verteller. In plaats daarvan komt de persona centraal te staan. 
  • het veelvuldig verwijzen naar mythen
  • als lezer leef je mee met een individueel bewustzijn van een 

Slide 14 - Tekstslide

5. Modernisme (1910-1940)
Veel stromingen tijdens het modernisme. Twee behandelen we:
  • Surrealisme
  • Nieuwe Zakelijkheid

Slide 15 - Tekstslide

5. Modernisme: het surrealisme
Wat ligt opgeslagen in het onderbewustzijn van de mens wil de schrijver vormgeven. Niet via logica, maar via een droom, het onderbewuste, het magische.
Voorbeelden: 
  • Tip Marugg, De morgen loeit weer aan
  • Hagar Peeters, Malva (Vooral het laatste hoofdstuk)
  • Margriet de Moor, De verdronkene (laatste hoofdstuk)

Slide 16 - Tekstslide

5. Modernisme: Nieuwe Zakelijkheid
Heldere objectieve weergave van feiten uit de moderne samenleving. Aandacht voor moderne aspecten als industrie, techniek en snelheid. geen mooischrijverij maar functionaliteit als in een reportage.
Heldere zinnen zonder emotionele betrokkenheid.
Voorbeelden: Bordewijk en Elsschot. Let op: zij hebben hun eigen draai gegeven aan de Nieuwe Zakelijkheid. Ook andere invloeden zijn in hun werk aan te wijzen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

6. Naoorlogs proza(1945-1960)
De kritiek wil positieve boeken. De schrijvers schrijven boeken:
  • vol cynisme
  • die de kleinburgerlijke moraal bekritiseren
  • Onvrede met het conservatisme van de oudere generatie
  • Tegen de opgewekte wederopbouwmentaliteit
  • Schrijvers: Hermans, Reve, Mulisch, Blaman

Slide 21 - Tekstslide

6. Naoorlogs proza(1945-1960)
Standpunten van deze naoorlogse schrijvers
Provocatie van de oudere generatie. Geen optimistisch geluid, vaak zeer ontluisterend
De oorlog heeft de jeugd van illusies beroofd

Slide 22 - Tekstslide

6. Naoorlogs proza: kenmerken van de romans
  • Afwezigheid van idealen of grote gevoelens. Geen geloof, geen liefde
  • Hoofdpersonen hebben geen enkele wetenschappelijke, politieke of artistieke belangstelling: onintellectueel.
  • Grote interesse voor het lichamelijke
De filosofische stroming: het nihilisme komt vaak terug in de literatuur.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

6. Naoorlogs proza(1945-1960)
Voorbeelden:
  • Gerard Reve
  • Willem Frederik Hermans
  • Anna Blaman (Eenzaam avontuur)

Schrijvers genoten aanzien bij jongeren

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

6. Naoorlogs proza(1945-1960)
Voorbeelden:
  • Gerard Reve
  • Hoe Reve de gemoederen in Nederland bezighield. Zijn proces had ook te maken met verzet tegen de gevestigde orde. We kijken naar de aanloop van het proces.

Schrijvers genoten aanzien bij jongeren

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

7. Postmodernisme (1960-2000)
Twee soorten:
  1. Ludieke strijd tegen hoge pretenties van het modernisme/tegen traditionele ‘hoogstaande waarden’
    - Zestigers en zeventigers (Mensje van Keulen, Heere Heeresma)
    - Dichtersbeweging de Maximalen (Joost Zwagerman)
    - Generatie Nix (Giphart, Rob Erkelens)

Slide 29 - Tekstslide

7. Postmodernisme (1960-2000)
Twee soorten:
2. Literair-filosofisch:
De schrijver kan geen compleet wereldbeeld geven. De wereld is gefragmenteerd. Er is geen leidend principe/ideaal waarop het bestaan is gefundeerd.



Slide 30 - Tekstslide

7. Postmodernisme: enkele kenmerken
  • Er is geen samenhang tussen de verschillende onderdelen
  • Alteriteit: een personage is voortdurend onderhevig aan verandering. De mens en de wereld zijn onderdeel van fictieve scenario’s. Wat is waar en wat is realiteit?
  • Metaforen worden letterlijk genomen. Een mens wordt bijvoorbeeld als dier afgeschilderd. De mens en de wereld zijn slechts beelden.
  • Het verhaal is niet chronologisch
  • Er is geen causaliteit

Slide 31 - Tekstslide

7. Postmodernisme (1960-2000)
  • Geen grens tussen fictie en realiteit (bijv. Siegfried)
  • Meerdere vertellers
  • Intertekstualiteit: fragmenten uit andere teksten, toespelingen op andere teksten, personages uit andere teksten.
  • Soms is de stijl zo dat het lijkt of het verhaal wordt bedacht op het moment dat het geschreven wordt.
  • Genres lopen door elkaar. Zo kan een roman ineens een griezelroman zijn
  • Onderscheid literatuur en lectuur wordt vager.

Slide 32 - Tekstslide

Waarom iedereen een postmoderne roman zou moeten lezen. (Vlogboek)
Bekijk het filmpje:
  • Welke kenmerken van het postmodernisme noemt Jörgen in het filmpje?
  • Volgens het postmodernisme is taal ontoereikend om de werkelijkheid te beschrijven. Je zou kunnen stellen dat iedereen een hoofdpersoon is in zijn eigen verhaal.
  • Wat is jouw verhaal? Heb je door een van de boeken ontdekt dat je misschien wel een tunnelvisie had? Heeft een van de boeken jou de woorden gegeven je eigen verhaal vorm te kunnen geven?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

8. Literatuur van de 21e eeuw
Maatschappelijk:
  • De economische voorspoed was voorbij. 
  • Internet, sociale media en smartphones zorgen ervoor dat iedereen heel makkelijk en snel over nieuws en informatie kan beschikken. 
  • Dit zorgt voor een nog sterkere globalisering. 
  • De (burger)oorlogen in Syrië, Libië, Rusland, Oekraïne, Israël/ Gazastrook/ Rode Zee
  • Een enorme vluchtelingenstroom naar Europa. 

Slide 35 - Tekstslide

8. Literatuur van de 21e eeuw
  • Meer directe maatschappelijke betrokkenheid   (vluchtelingen, LHBTIQ+, internet, corona, milieu/klimaat ...)
  • De autobiografie 
  • Minder interesse in lezen

--> Moeilijk om de eigen tijd te duiden

Slide 36 - Tekstslide

Relationele romans (vanaf 2000)
Basis: de Joodse filosoof Emmanuel Levinas:  
  • de mens bestaat niet als individu . Onze identiteit, maar ook ons lichaam, wordt gevormd in relatie met anderen en ook met de dingen die ons omringen. 
  • De Amerikaanse filosofe Judith Butler beschreef dat bijvoorbeeld voor gender: je ‘bent’ geen meisje maar wordt tot een meisje gemaakt. Je past je aan en voert die rol dan ook verder op: door taal, door kleding en de manier waarop je je gedraagt en waarop je wordt behandeld. 

Slide 37 - Tekstslide

Relationele romans (vanaf 2000)
  • We maken deel uit van een (fragiel) ecosysteem dat we niet controleren. 
  • Relationele romans = het leven en de identiteit van de personages is steeds in relatie met andere mensen en dingen. Niet één centraal personage vertelt of focaliseert in de meeste relationele romans, maar steeds een ander krijgt het woord. Vaak scheppen auteurs een dubbelperspectief door vertellers en personages het woord te laten afstaan, door e-mails en brieven, tekstflarden, gedichten of berichten van anderen. 

Slide 38 - Tekstslide

Relationele romans (vanaf 2000)
  • Mensen zijn met elkaar verweven met elkaar, met de natuur en met de techniek (bijv. Klont, Efter, Johnny Idaho, De goede zoon)
  • Boeken waar techniek een rol speelt laten vaak zien dat als we op dezelfde voet doorgaan, de maatschappij minder leefbaar wordt.

Slide 39 - Tekstslide

Ideeënroman
  • ideeënroman:
    Roman waarin de auteur vooral zijn visie op (een aspect van) de wereld duidelijk wil maken, waarbij hij het verhaal wat ondergeschikt maakt aan zijn visie.
    Voorbeelden: Bordewijk Blokken , W.F. Hermans Het behouden huis, Harry Mulisch De pupil, Marente de Moor Foon, Marike Heijtman Wormmaan, Frans Kellendonk Mystiek Lichaam, Charlotte Mutsaers Rachels rokje, Lieke Marsman Het tegenovergestelde van een mens

Slide 40 - Tekstslide

Lees: Schrijvers, waar is uw engagement?
Vragen:
• Vind jij het belangrijk als een schrijver een geëngageerd verhaal schrijft? Leg uit waarom?
• Heb je boeken op de lijst die geëngageerd zijn. Zo ja, welke?
• Zijn die boeken ook relationele boeken? Dragen juist relationele boeken bij tot een geëngageerd verhaal? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
• Wat zou de betekenis van de spotprent kunnen zijn?

Slide 41 - Tekstslide