Beweging 2

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Felix Baumgartner
Je zag net een filmpje van Felix Baumgartner die in 2012 een recordpoging deed om de geluidsbarriere te doorbreken. Deze poging was succesvol. 

Hij sprong hierbij van meer dan 39 km naar beneden, gemeten werd 39,045 km. In de vrije val die 4 minuten en 19 seconden duurde, behaalde hij als gevolg van de ijle lucht een recordsnelheid van 1357 km/u

Slide 3 - Tekstslide

Km/h naar m/s
1375 km/h, hoeveel meter legt Felix dan af per seconde?

Daar is een hele simpele
regel voor:
1375 km/h : 3,6 = 381,94 m/s

Slide 4 - Tekstslide

Snel
381,94 meter per seconde. 

Dus dat is (ongeveer) in een rechte lijn vanaf hier naar de jumbo per seconde. 

Dat is snel...

Slide 5 - Tekstslide

Zwaartekracht
Een vallend voorwerp op aarde heeft altijd een valversnelling van 10 m/s2. 

Dit is de zwaartekracht die aan het voorwerp trekt. 

Slide 6 - Tekstslide

Zwaartekracht en valversnelling
Zwaartekracht = massa x valversnelling

Fz = m x g 

Fz: zwaartekracht in N
m: massa in kg
g: gravitatiekracht (engelse gravity) 10 m/s2

Slide 7 - Tekstslide

Jouw zwaartekracht?
Neem jouw gewicht in je hoofd, en doe dat keer 10. 

Op aarde heb jij dus een zwaartekracht van ...N

Stel: je weegt 65 kg= 65x10=650N

Slide 8 - Tekstslide

Snelheid
De gemiddelde snelheid bereken je door de afstand te delen door de tijd. 

Vgem= s/t 

s = afstand in meter
t = tijd in seconde

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de formule om gemiddelde snelheid te berekenen
A
snelheid =afstand : tijd
B
snelheid = tijd : afstand
C
tijd = snelheid x afstand

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent gemiddelde snelheid?
A
Dat het de werkelijke snelheid is op het moment zelf.
B
Dat het een snelheid is die gerekend is over een bepaalde afstand en tijd.

Slide 11 - Quizvraag

Henk fietst 40 kilometer in 2,5 uur. Wat was zijn gemiddelde snelheid?
A
16 km/h
B
20 km/h
C
18 km/h
D
14 km/h

Slide 12 - Quizvraag

Je fietst 7 km in 0,5 uur. Wat is je gemiddelde snelheid?
A
3,5 km / h
B
3,9 m / s
C
14 km / h
D
iets anders

Slide 13 - Quizvraag

Reken de duur (tijd) van de fietstocht uit:

Fietsroute: 24 kilometer lang
Gemiddelde snelheid: 12 kilometer per uur

A
2 uur
B
20 minuten
C
3 uur
D
30 minuten

Slide 14 - Quizvraag

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,3 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
29,4 m/s
B
264,9 m/s
C
44,2 m/s

Slide 15 - Quizvraag

Een schaatser sprint de 500 meter in 35 seconden. Was is zijn gemiddelde snelheid in km/h ongeveer?
A
14 km/h
B
51 km/h
C
35 km/h
D
26 km/h

Slide 16 - Quizvraag

Je woont 3 km van school, je fietst er 10 minuten over. Wat is je gemiddelde snelheid in km/u ?
A
30 km/u
B
18 km/u
C
Geen idee
D
Ander antwoord

Slide 17 - Quizvraag

Versnelde beweging

Slide 18 - Tekstslide

Eenparige beweging

Slide 19 - Tekstslide

Vertraagde beweging

Slide 20 - Tekstslide

Afstand-tijd diagram

Slide 21 - Tekstslide

Tegenkomen en inhalen

Slide 22 - Tekstslide

Bekijk de grafieken goed.

Slide 23 - Tekstslide

Welke grafiek(en) horen bij een eenparige beweging?
A
A en C
B
A en D
C
B en D
D
B en C

Slide 24 - Quizvraag

Eenparig versneld of vertraagd

a = een versnelling of vertraging

Ve = Snelheid eind

Vb = Snelheid begin


Vgem = gemiddelde snelheid bij een versnelling of vertraging.

a=tVeVb
Vgem=2Ve+Vb

Slide 25 - Tekstslide

Een auto staat voor een rood verkeerslicht. Meteen nadat het verkeerslicht op groen is gesprongen, rijden hij weg. Hij beweegt zeker 3 seconden lang met een versnelling van 3,2 m/s2;

Bereken met welke snelheid het voertuig na 3 seconden beweegt.

Slide 26 - Open vraag

Een auto staat voor een rood verkeerslicht. Meteen nadat het verkeerslicht op groen is gesprongen, rijden hij weg. Hij beweegt zeker 3 seconden lang met een versnelling van 3,2 m/s2;

Noteer de gemiddelde snelheid van het voertuig (in die 3 seconden).

Slide 27 - Open vraag

Een auto staat voor een rood verkeerslicht. Meteen nadat het verkeerslicht op groen is gesprongen, rijden hij weg. Hij beweegt zeker 3 seconden lang met een versnelling van 3,2 m/s2;

Bereken hoe groot de afstand is die het voertuig in die 3 seconden aflegt.

Slide 28 - Open vraag

Een auto passeert het bord 'einde bebouwde kom'. De automobilist drukt het gaspedaal in. In 4,5 seconden loopt de snelheid op van 50 naar 80 km/h. Je mag ervan uitgaan dat de beweging eenparig versneld is.

Bereken hoe groot de afstand is die de auto in die 4,5 seconden aflegt.

Slide 29 - Open vraag

Aan de slag
Maak paragraaf 3 en 4.

Slide 30 - Tekstslide