Prinsjesdag 2018?

Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is waar?
A
Prinsjesdag bestaat al 220 jaar
B
De Glazen Koets rijdt de Koning en Koningin naar de Ridderzaal
C
Dit jaar spreekt Koning Willem-Alexander de Troonrede voor de vierde keer uit
D
De Gouden Koets rijdt de Koning en Koningin naar de Ridderzaal

Slide 4 - Quizvraag

Belasting die je betaalt over drank, sigaretten en benzine noemen we:

Slide 5 - Open vraag

Wist je dat?
  • de traditie met het koffertje in 1947 begon?
  • deze traditie werd overgenomen uit Engeland?
  • het huidige koffertje sinds 1964 wordt gebruikt?
  • de minister van Financiën het koffertje aanbiedt aan de voorzitter van de Tweede Kamer?

Slide 6 - Tekstslide

Wist je dat?
  • de Minister van Financiën op Prinsjesdag met een koffertje rondloopt?
  • de rijksbegroting en de Miljoenennota in het koffertje zitten?
  • hierin staat wat de plannen van de regering kosten en hoe ze betaald worden?

Slide 7 - Tekstslide

Wat zit er niet in het
Prinsjesdag-koffertje?
A
De Troonrede
B
De rijksbegroting
C
De Miljoenennota

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Wat zijn inkomsten voor de overheid?
(meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
Alcohol
B
Bekeuring
C
Benzine
D
Computer

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn uitgaven voor de overheid?
(meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
Loonstrook
B
Politie
C
School
D
Snelweg

Slide 11 - Quizvraag

Rijksbegroting
Een overzicht van alle inkomsten en uitgaven van de overheid. De rijskbegroting bestaat uit de begrotingen van alle ministers en beantwoordt deze vragen:
  • wat willen we bereiken?
  • wat gaan we daarvoor doen?
  • wat gaat dat kosten?

Slide 12 - Tekstslide

Miljoenennota
Een toelichting op de rijksbegroting. De Miljoenennota beantwoordt vragen zoals:
  • wat zijn de belangrijkste plannen?
  • wat gaan die plannen kosten?

Slide 13 - Tekstslide

Belastingplan
Een fiscaal wetsvoorstel. Hierin worden ieder jaar de voorgenomen wijzigingen voor de belastingwetten gepresenteerd. Het Belastingplan beantwoord deze vraag:
  • wat voor financiële gevolgen hebben de belatingsplannen voor mij?

Slide 14 - Tekstslide

Wat is waar?
(meerdere antwoorden zijn mogelijk)

A
Hoe meer de overheid leent, hoe minder de staatsschuld wordt
B
in een begroting staat hoeveel geld er binnenkomt en wordt uitgegeven
C
Als de overheid geld tekort komt, kan dat opgelost worden door te bezuinigen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kan Nederland bezuinigen?

Slide 16 - Open vraag

In Nederland leven we in een democratie.
Wat betekent democratie?
A
Alle volwassen mensen mogen meedenken en meebeslissen over ons land. Dat doen ze door te stemmen tijdens de verkiezingen.
B
De Koning is de baas van Nederland. De regering luistert naar wat hij zegt en voert zijn plannen uit.
C
Bij elk besluit dat de regering neemt, wordt er overlegd met het volk, iedereen mag zijn stem uitbrengen over elk plan.

Slide 17 - Quizvraag

In welk jaar is de traditie met het koffertje begonnen?
A
1944
B
1947
C
1974
D
1977

Slide 18 - Quizvraag

Wie bepaalt wat er met Nederland gebeurt?
A
De minister van Financiën
B
De minister-president
C
Het volk en de volksvertegenwoordiging
D
De Koning

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer reageert de Tweede Kamer op de plannen van de regering?
A
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen
B
Tijdens Prinsjesdag
C
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen

Slide 20 - Quizvraag

Alle Kamerleden en staatssecretarissen zorgen ervoor dat de plannen uit het regeerakkoord zo goed mogelijk worden uitgevoerd.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noemen we de stoelen in de Tweede Kamer

Slide 22 - Open vraag

Het regeerakkoord is een wetboek waarin staat wat je wel en niet mag doen.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Van welk land werd de traditie met het koffertje overgenomen?
A
België
B
Duitsland
C
Engeland
D
Frankrijk

Slide 24 - Quizvraag

Een plan waarin staat hoe geld verdiend wordt en waaraan het wordt uitgegeven, noem je een begroting.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel zetels hebben de partijen die het land besturen minimaal nodig?
A
75
B
76
C
82
D
150

Slide 26 - Quizvraag

https://www.primaindeklas.nl/miljoenennotaposter/

Slide 27 - Tekstslide

Maken blz. 200


Slide 28 - Tekstslide