HV1 - Nederlands - p4 - fictie par 2

HV1 - Nederlands - Fictie: personages en perspectief
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

HV1 - Nederlands - Fictie: personages en perspectief

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Lezen
  • Jeugdjournaal
  • Wat weet je nog van....?
  • Leerdoel 2 en 3: personages
  • Personages 
  • Leerdoel check
  • Lezen in je leesboek
  • Leerdoel 4: perspectief 
  • Perspectief 
  • Leerdoel check
  • Volgende keer

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van ....?
Noem een tekstvorm bij het tekstdoel 'activeren':
Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank valt onder fictie/non-fictie
Fictie kun je onderscheiden in: ....................... fictie en .........................verhalen.
Is het voltooid deelwoord goed of fout gespeld? 'Hij is verandert.' 
De vijf tekstdoelen zijn: ..........................................................................................................................
Het leesboek dat ik nu lees heeft als tekstdoel ...........................................................
.
Neem over en vul in. 
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van ....?
Voorbeelden van tekstvormen bij het tekstdoel 'activeren' zijn advertentie, reclame en uitnodiging.
Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank non-fictie. 
Fictie kun je onderscheiden in: realistische fictie en fantasieverhalen.
In de volgende zin is het voltooid deelwoord fout gespeld: 'Hij is verandert', moet zijn ' veranderd'.  
De vijf tekstdoelen zijn: activeren, amuseren, overtuigen, informeren, instrueren.
Het leesboek dat ik nu lees heeft als tekstdoel amuseren.
.

Leerdoel 1, vorige les: Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
2. Ik kan het verschil uitleggen tussen hoofdpersonen en bijfiguren in verhalen.
3. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen inleven en meeleven met een personage.

Pak je schrift erbij en neem het leerdoel over in je schrift. 

Slide 5 - Tekstslide

Herkansers?

Slide 6 - Tekstslide

Personages

We kennen twee soorten personages:
1. hoofdpersonages (ook wel round characters):
- geven je een kijkje in het hoofd --> je weet wat ze denken/voelen.
- maken een ontwikkeling mee in het verhaal.


Slide 7 - Tekstslide

Personages

2. bijfiguren (ook wel flat characters):
- leer je alleen oppervlakkig kennen. Je krijgt niet te weten wat hij/zij denkt of voelt. Je kunt wel veel informatie krijgen over hoe de persoon eruitziet en wat voor eigenschappen hij/zij heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Personages: inleven en meeleven
Naarmate je meer leest/leert over een personage in een verhaal, ga je meer bij dit personage voelen. We maken onderscheid tussen inleven en meeleven.
Inleven: Je kunt je voorstellen hoe het is om dit personage te zijn of wat hij/zij meemaakt. Dat betekent nog niet dat jij positief denkt over het personage.
Meeleven: Je wilt graag dat het goed gaat met het personage. Je hoop bijvoorbeeld dat zijn ouders bij elkaar blijven of dat hij zijn doel bereikt.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Ga naar je boek op blz. 70.
2. We lezen samen tekst 1 en tekst 2.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
1. Ga terug naar je boek op blz. 69.
2. Maak opdracht 1 en 2.
3. Klaar? Klik op het plusje om een recensie over het boek
van Pippa Leeuwenhart te lezen.

Je schrijft de antwoorden in je schrift.
Je werkt op fluistertoon.

timer
15:00
Lees de recensie over 'Pippa Leeuwenhart'
Lees hier een recensie over 'Het leven volgens Pippa Leeuwenhart': https://www.chicklit.nl/boekrecensies/159854/recensie-leven-volgens-pippa-leeuwenhart

Slide 11 - Tekstslide

Bespreken
1. Ga terug naar je boek op blz. 69.
2. Maak opdracht 1 en 2.


Lees de recensie over 'Pippa Leeuwenhart'
Lees hier een recensie over 'Het leven volgens Pippa Leeuwenhart': https://www.chicklit.nl/boekrecensies/159854/recensie-leven-volgens-pippa-leeuwenhart

Slide 12 - Tekstslide

Check leerdoelen
2. Ik kan het verschil uitleggen tussen hoofdpersonen en bijfiguren in verhalen.

3. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen inleven en meeleven met een personage.

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoel 2: Leg uit wat het verschil is tussen hoofdpersonen en bijfiguren.

Slide 14 - Open vraag

Leerdoel 3: Leg uit wat het verschil is tussen meeleven en inleven.

Slide 15 - Open vraag

Leerdoel
4. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal: 
- ik-perspectief;
- hij/zij-perspectief;
- wisselend-perspectief.

Pak je schrift erbij en neem het leerdoel over in je schrift.

Slide 16 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat 'perspectief' is. Tip: denk aan tekenen.

Slide 17 - Open vraag

Perspectief (in verhalen)
Definitie perspectief: standpunt vanuit waar iets wordt waargenomen.

Een verhaal wordt ook vanuit iemands perspectief/standpunt verteld. 

Slide 18 - Tekstslide

Perspectieven (in verhalen)
Ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven. Het woordje 'ik' komt dus veel terug in het verhaal.

Hij/zij-perspectief: het verhaal is door iemand anders geschreven. Naar de personages wordt dus verwezen met zij en het. 

Slide 19 - Tekstslide

Perspectieven (in verhalen)
Wisselend perspectief: Het verhaal is door meerdere personen beschreven. Per hoofdstuk komt er bijvoorbeeld iemand anders aan het woord. 

Weten wat het perspectief is, is belangrijk, omdat ...?

Slide 20 - Tekstslide

Denk aan een recent boek dat je hebt gelezen of dat je aan het lezen bent. Welk perspectief wordt in dit boek gebruikt?

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag!
1. Ga terug naar je boek op blz. 71
2. Maak opdracht 3.
3. Klaar? Klik op het plusje voor een artikel over het boek 'Wonder' van de Jeugdbibliotheek.

Je schrijft de antwoorden in je schrift.
Je werkt in stilte.

Slide 22 - Tekstslide

Bespreken.
1. Ga terug naar je boek op blz. 71
2. Maak opdracht 3.


Slide 23 - Tekstslide

Check leerdoel
4. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal: 
- ik-perspectief;
- hij/zij-perspectief;
- wisselend-perspectief.


Slide 24 - Tekstslide

Leerdoel 4: Noem de drie verschillende perspectieven.

Slide 25 - Open vraag

Volgende les
Smaak!
Vrijdag: start kort verhaal

Slide 26 - Tekstslide