2. Ik kan het verschil uitleggen tussen hoofdpersonen en bijfiguren in verhalen.
3. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal:
- ik-perspectief;
- hij/zij-perspectief;
- wisselend-perspectief.
4. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen inleven en meeleven met een personage.
Pak je schrift erbij en neem de leerdoelen over in je schrift.