H1.2 Gevangenendilemma

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het gevangenendilemma

Het gevangenendilemma (of gevangenenprobleem of prisoners’ dilemma) is een klassiek voorbeeld uit de speltheorie.

Er is sprake van een gevangenenprobleem als er een uitkomst ontstaat die voor beide slechter is dan een alternatieve cel.

Of, wanneer er een cel bestaat die voor minstens een beter is dan het evenwicht zonder dat de ander slechter af is.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Prisoners’ dilemma
Als het Nash-evenwicht is gevonden, hoeft dat niet altijd het meest optimale uitkomst voor beide partijen te zijn. Kortom, er kan een cel zijn waarbij ze beide beter af zijn. Als dat het geval is, spreken we van een gevangenendilemma of prisoners’ dilemma. Je komt niet op dit meest optimale uitkomst, omdat elke speler een dominante keuze heeft voor de andere actie.

Slide 6 - Tekstslide

Nash-evenwicht
Een Nash evenwicht is een situatie binnen de speltheorie waarbij geen enkele speler zijn opbrengst kan verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken zonder dat dit ten koste gaat van de ander.

Slide 7 - Tekstslide

Dominante keuze

Bij het gevangenendilemma is er altijd sprake van een dominante keuze.


Als een speler, ongeacht de keuze van de andere speler, altijd dezelfde keuze maakt, spreken we van een dominante keuze.

Slide 8 - Tekstslide

In de volgende matrix is er sprake van een dominante keuze van beide spelers:





Speler A kiest altijd voor keuze 1 en speler B kiest altijd voor keuze 2.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen dit gevangenendilemma en die van je kamer opruimen gisteren?

Slide 10 - Open vraag

Noem situaties op waarbij dit spel in het echt bent tegengekomen

Slide 11 - Open vraag

Collectieve goederen

De kenmerken van collectieve goederen waren dat je er niemand van kunt uitsluiten en dat door de consumptie van het goed door één persoon er niet minder overblijft voor een ander.

Als één persoon het ‘koopt’, betekent dit dat een ander er ook voordeel van heeft (non-rivaliteit).

Slide 12 - Tekstslide





De oever wordt ........................... opgehoogd.
Als één van de twee betaalt, heeft de ander daar ook profijt van, zonder dat zij daarvoor hoeft te betalen.

Dit is het meeliftgedrag. Dit zorgt ervoor dat mensen nooit zelf voor collectieve goederen zullen zorgen.

Slide 13 - Tekstslide





De oever wordt niet opgehoogd.

Als één van de twee betaalt, heeft de ander daar ook profijt van, zonder dat zij daarvoor hoeft te betalen.

Dit is het meeliftgedrag. Dit zorgt ervoor dat mensen nooit zelf voor collectieve goederen zullen zorgen.

Slide 14 - Tekstslide

Dijken zijn een voorbeeld van een collectief goed
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

In het gevangenendilemma ontstaat een uitkomst die uiteindelijk
A
voor 1 iemand het gunstigst is
B
voor beiden personen het gunstigst is
C
voor beiden personen niet het gunstigst is

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide