Future

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Future = toekomende tijd
Alles wat niet al gebeurd is (verleden tijd) en niet nu aan de gang is (tegenwoordige tijd). Dus alles wat nog moet 
gebeuren.

Slide 2 - Tekstslide

In welke tijd staat deze zin:
I walk to school every day
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 3 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
My mother will be so angry when I get home...
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 4 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
My grandmother was very hungry during World War II.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 5 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Tomorrow you are going to make a test.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 6 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
We played football yesterday.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Future = to be going to
     voorspellingen waar je bewijs
     voor hebt.  
     Je bent van plan om iets te 
     gaan doen
1
2

Slide 10 - Tekstslide

Future = to be going to
I am going to read
you are going to swim
he is going to write
we are going to sing
you are going to dance
they are going to walk

Slide 11 - Tekstslide

Future = to be going to
Am I going to read ?
Are you going to swim?
Is he going to write?
Are we going to sing?
Are you going to dance?
Are they going to walk ?

Slide 12 - Tekstslide

Future = to be going to
I am not going to read
you are not going to swim
he is not going to write
we are not going to sing
you are not going to dance
they are not going to walk

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Future = Will
* gebruik je voor voorspellingen
* voor beloftes 
* als je aanbiedt om iets te doen

Slide 15 - Tekstslide

Future = to be going to
I will not read
you will not swim
he will not write
we will not sing
you will not dance
they will not walk

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer gebruik je Will?
A
Bij een voorspelling (zonder bewijs)
B
Als je iets zeker weet
C
Als je iets van plan bent

Slide 17 - Quizvraag

Gebruik to be going to:
She ______video games. (to play)

A
To be going to play
B
Be going to play
C
Going to play
D
Is going to play

Slide 18 - Quizvraag

To be going to
I'm____fix it today
A
going not to
B
going to not
C
not going to
D
to not going

Slide 19 - Quizvraag

gebruik 'to be going to':
___ Donny and Jess ___ be friends?
A
Are .... going to
B
Is .... going to
C
Am .... going to
D
Be .... going to

Slide 20 - Quizvraag

gebruik 'to be going to':
Peter _____ soccer tonight.
A
am going to play
B
is going to play
C
are going to play
D
to be going to play

Slide 21 - Quizvraag

Gebruik to be going to:
She ______video games. (to play)

A
are going to play
B
be going to play
C
am going to play
D
is going to play

Slide 22 - Quizvraag

Huiswerk
Online maken:
Chapter 4 I writing&grammar
opdr. 54,55,56,57

Slide 23 - Tekstslide