B&F, spelling, blok 5 week 1 les 3
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Probeer het nu zelf. Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Nordin pakte zijn gitaar.
Nordin pakte zijn gitaar.
Slide 4 - Open vraag
Wat wordt dus de vraag die je bij de zin (van de vorige slide) moet stellen om het onderwerp te vinden?
(wie/wat + persoonsvorm)
(wie/wat + persoonsvorm)
Slide 5 - Open vraag
En wat is dus het onderwerp van de zin?
Slide 6 - Open vraag
Nog een voorbeeld. Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Hij was al laat voor muziekles.
Hij was al laat voor muziekles.
Slide 7 - Open vraag
Wat wordt de vraag die je bij deze zin moet stellen om het onderwerp te vinden?
(wie/wat + persoonsvorm)
(wie/wat + persoonsvorm)
Slide 8 - Open vraag
Wat is dus het onderwerp van de zin?
Slide 9 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Bram rende met hem mee.
Bram rende met hem mee.
Slide 10 - Open vraag
Wat wordt de vraag bij deze zin die je moet stellen om het onderwerp te vinden?
(wie/wat + persoonsvorm)
(wie/wat + persoonsvorm)
Slide 11 - Open vraag
Wat is het onderwerp van de zin?
Slide 12 - Open vraag
Wil je in Teams nog extra uitleg over het onderwerp?
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Open vraag
Nu de zin. Denk aan de
hoofdletters en leestekens!
hoofdletters en leestekens!
