herhaling h 9

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

. . . .
. . . . 
. . . .
. . . .

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

tribune-ionen
Ionen die er wel zijn maar die niet meedoen met de reactie.
Als je het neerslag filtreert dan zitten de tribune-ionen in het filtraat.

Slide 7 - Tekstslide

Zelf oefenen

Je mengt oplossingen van

  1. koperchloride en zilvernitraat
  2. kaliumchloride en natriumsulfaat
  3. bariumchloride en natriumcarbonaat
Maak deze opdrachten op blz. 260 
van je werkboek

Slide 8 - Tekstslide

Carbonaat
Nitraat
Hydraat
Fosfaat
Sulfaat
Sleep de juiste formules naar de juiste triviale naam
(NO3)
(OH)
(PO4)3
(SO4)2
(CO3)2

Slide 9 - Sleepvraag

Welke stoffen zijn zouten ? 
sleep deze formules naar de afbeelding van zoutwinning.

NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
Fe2O3
SO3
ZnS
SnCl2

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijking van :
bariumhydroxide
natriumcarbonaat
calciumchloride
magnesiumcarbonaat
Noteer de vergelijking op blz. 260 in je werkboek. Laat tussen elke vergelijking minimaal vier regels open.

Slide 14 - Tekstslide

Indampen
  • Tegenovergestelde van oplossen
  • Oplossing wordt verwarmd 
  • Water verdampt (en gaat dus weg)
  • Zout blijft over

Slide 15 - Tekstslide

Indampvergelijkingen
Omgekeerde van oplosvergelijkingen
                             +                    -->                      (s)

Schrijf in je werkboek onder de oplosvergelijking indampvergelijking van een oplossing van calciumchloride, aluminiumnitraat, zilverfosfaat 
Ca(NO3)2
2((NO3)2)(aq)
Ca2+(aq)

Slide 16 - Tekstslide

Toets vraag 
Van een pot met een witte vaste stof is het etiket gescheurd. Het overgebleven stuk etiket zie je hiernaast.

Om erachter te komen of de pot  bevat, 
of                  meng je een beetje van de stof uit de pot met water. Er ontstaat een helder, kleurloos mengsel.
 Welke stof kan de witte vaste stof zijn?


Ba(CO3)
BaCl2

Slide 17 - Tekstslide

2 zoutoplossingen mengen
Als je 2 zoutoplossingen met elkaar mengt, kunnen er 2 dingen gebeuren: 
  • Het blijft een heldere oplossing: alle ionen blijven in oplossing
  • Het wordt een troebele suspensie: 2 soorten ionen reageren met elkaar en worden een slecht oplosbaar zout. Dit heet een neerslag

Slide 18 - Tekstslide

Neerslag kun je gebruiken! 
Als er een neerslag ontstaat, heb je eigenlijk een zout gemaakt! 

Hoe doe je dat?

Slide 19 - Tekstslide

Loodjodide maken
Loodjodide is slecht oplosbaar (BINAS).
Om loodjodide te maken moet je Pb2+ ionen
mixen met          ionen.
I1

Slide 20 - Tekstslide

Pb2+
s
?
?
I1

Slide 21 - Tekstslide

Je wilt dus Pb2+ met           ionen mixen.
De Pb2+ moet dus opgelost zijn, net als de  .
I1
I1

Slide 22 - Tekstslide

De Pb2+ moet dus opgelost zijn, net als de  
Loodnitraat en natriumjodide zijn goede keuzes.
I1

Slide 23 - Tekstslide

De Pb2+ moet dus opgelost zijn, net als de CO32-. Loodnitraat en natriumcarbonaat zijn goede keuzes.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe zou je het loodjodide nu uit de vloeistof kunnen halen?
A
indampen
B
extraheren
C
filtreren
D
adsorberen

Slide 25 - Quizvraag

Een slecht oplosbaar zout maken.
Beschrijf hoe je bariumcarbonaat kunt maken uit oplossingen van andere zouten.
A
Bariumchloride en calciumcarbonaat
B
bariumchloride en natriumcarbonaat
C
Zilverchoride en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en kaliumcarbonaat

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Hoe kun je calciumcarbonaat maken uit oplossingen van andere zouten?
A
calciumchloride en natriumcarbonaat
B
calciumchloride en magnesiumcarbonaat
C
natriumchloride en magnesiumcarbonaat
D
natriumchloride en natriumcarbonaat

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Grondwater bevat ijzer-ionen. Door beluchting worden deze verwijderd.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Het aantonen van ionen in een oplossing.
Toon aan of je zilvernitraat-oplossing of een calciumnitraat-oplossing hebt.
TIP! Zoek een goed oplosbaar zout met een negatief ion dat neerslag met het zilver of calcium-ion.
A
NaCl
B
Na2(SO4)
C
Na2S
D
Na2(CO3)

Slide 35 - Quizvraag

Neerslag kun je gebruiken! 
Als er een neerslag ontstaat, heb je eigenlijk een zout gemaakt! (vorige les)

Je kunt een neerslag ook gebruiken om een ion uit de oplossing te halen. 

Hoe doe je dat?

Slide 36 - Tekstslide

voorbeeld
Stel, je wilt fluoride-ionen verwijderen uit een oplossing 

Maak dan een oplossing van een zout naar keuze
Voeg jouw gekozen oplossing toe aan de oplossing met F-
Filtreer de neerslag 

Slide 37 - Tekstslide

Hoe kies je dat zout?
Hoe kies je het zout waarvan je een oplossing gaat maken?
  • Zoek een ion dat met F- een s vormt in tabel 35



welk ion zou je kunnen kiezen?

Slide 38 - Tekstslide

van ion naar gekozen zout
ok, je kiest bijvoorbeeld voor het calcium-ion

Ca2+ zit niet los in een potje. Dat moet een zout zijn.
Dat  zout moet goed oplosbaar zijn, dus kies voor NO3-
Het zout is dus Ca(NO3)2

Slide 39 - Tekstslide

Ca2+
F-
s
NO3-
g

Slide 40 - Tekstslide

Reactievergelijking
Ca2+ (aq) + 2 F- (aq) --> CaF2 (s)

de neerslag kun je filtreren, de ongewenste fluoride ionen zijn verwijderd.

Slide 41 - Tekstslide

Verwijderen van ionen uit een oplossing:
Verwijder de sulfaationen uit een koper(II)sulfaat-oplossing
A
Met natriumnitraat
B
Met calciumnitraat
C
Met Ammoniumnitraat
D
Met bariumnitraat

Slide 42 - Quizvraag

Het aantonen van ionen in een oplossing.
Toon aan of je zilvernitraat-oplossing of een calciumnitraat-oplossing hebt.
TIP! Zoek een goed oplosbaar zout met een negatief ion dat neerslag met het zilver of calcium-ion.
A
NaCl
B
Na2(SO4)
C
Na2S
D
Na2(CO3)

Slide 43 - Quizvraag

herhaling h 9

Slide 44 - Tekstslide