Als je 2 zoutoplossingen met elkaar mengt, kunnen er 2 dingen gebeuren:
Het blijft een heldere oplossing: alle ionen blijven in oplossing
Het wordt een troebele suspensie: 2 soorten ionen reageren met elkaar en worden een slecht oplosbaar zout. Dit heet een neerslag
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
2 zoutoplossingen mengen
Als je 2 zoutoplossingen met elkaar mengt, kunnen er 2 dingen gebeuren:
Het blijft een heldere oplossing: alle ionen blijven in oplossing
Het wordt een troebele suspensie: 2 soorten ionen reageren met elkaar en worden een slecht oplosbaar zout. Dit heet een neerslag
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Zelf oefenen
Je mengt oplossingen van
koperchloride en zilvernitraat
kaliumchloride en natriumsulfaat
bariumchloride en natriumcarbonaat
Maak deze opdrachten op blz. 260
van je werkboek
Slide 8 - Tekstslide
Herhaling:
Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen.
De ladingen bij elkaar opgeteld: nul (ongeladen).
Zoek dus de verhouding tussen + en - ionen waardoor de totale lading nul wordt. (kruisregel)
Deze verhouding zie je terug in de indexen.
Slide 9 - Tekstslide
Carbonaat
Nitraat
Hydraat
Fosfaat
Sulfaat
Sleep de juiste formules naar de juiste triviale naam
(NO3)−
(OH)−
(PO4)3−
(SO4)2−
(CO3)2−
Slide 10 - Sleepvraag
Welke stoffen zijn zouten ?
sleep deze formules naar de afbeelding van zoutwinning.
NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
Fe2O3
SO3
ZnS
SnCl2
Slide 11 - Sleepvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Tekstslide
Oplosvergelijkingen
Het oplossen van calciumnitraat
(s) --> Ca2+ (aq) + 2 (NO3)-(aq)
Schrijf in je werkboek blz. 260 de oplosvergelijking van calciumchloride, aluminiumnitraat, zilverfosfaat. Laat tussen elke vergelijking minimaal vier regels open.
Ca(NO3)2
Ca(NO3)2
Slide 15 - Tekstslide
Geef de oplosvergelijking van :
bariumhydroxide
natriumcarbonaat
calciumchloride
magnesiumcarbonaat
Noteer de vergelijking op blz. 260 in je werkboek. Laat tussen elke vergelijking minimaal vier regels open.
Slide 16 - Tekstslide
Indampen
Tegenovergestelde van oplossen
Oplossing wordt verwarmd
Water verdampt (en gaat dus weg)
Zout blijft over
Slide 17 - Tekstslide
Indampvergelijkingen
Omgekeerde van oplosvergelijkingen
+ --> (s)
Schrijf in je werkboek onder de oplosvergelijking indampvergelijking van een oplossing van calciumchloride, aluminiumnitraat, zilverfosfaat
Ca(NO3)2
2((NO3)2−)(aq)
Ca2+(aq)
Slide 18 - Tekstslide
Toets vraag
Van een pot met een witte vaste stof is het etiket gescheurd. Het overgebleven stuk etiket zie je hiernaast.
Om erachter te komen of de pot bevat,
of meng je een beetje van de stof uit de pot met water. Er ontstaat een helder, kleurloos mengsel.
Welke stof kan de witte vaste stof zijn?
Ba(CO3)
BaCl2
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Neerslag kun je gebruiken!
Als er een neerslag ontstaat, heb je eigenlijk een zout gemaakt! (vorige les)
Je kunt een neerslag ook gebruiken om een ion uit de oplossing te halen.
Hoe doe je dat?
Slide 21 - Tekstslide
voorbeeld
Stel, je wilt fluoride-ionen verwijderen uit een oplossing
Maak dan een oplossing van een zout naar keuze
Voeg jouw gekozen oplossing toe aan de oplossing met F-
Filtreer de neerslag
Slide 22 - Tekstslide
Hoe kies je datzout?
Hoe kies je het zout waarvan je een oplossing gaat maken?
Zoek een ion dat met F- een s vormt in tabel 35
welk ion zou je kunnen kiezen?
Slide 23 - Tekstslide
van ion naar gekozen zout
ok, je kiest bijvoorbeeld voor het calcium-ion
Ca2+ zit niet los in een potje. Dat moet een zout zijn.
Datzout moet goed oplosbaar zijn, dus kies voor NO3-
Het zout is dus Ca(NO3)2
Slide 24 - Tekstslide
Ca2+
F-
s
NO3-
g
Slide 25 - Tekstslide
Reactievergelijking
Ca2+ (aq) + 2 F- (aq) --> CaF2 (s)
de neerslag kun je filtreren, de ongewenste fluoride ionen zijn verwijderd.
Slide 26 - Tekstslide
Verwijderen van ionen uit een oplossing: Verwijder de sulfaationen uit een koper(II)sulfaat-oplossing
A
Met natriumnitraat
B
Met calciumnitraat
C
Met Ammoniumnitraat
D
Met bariumnitraat
Slide 27 - Quizvraag
Het aantonen van ionen in een oplossing. Toon aan of je zilvernitraat-oplossing of een calciumnitraat-oplossing hebt. TIP! Zoek een goed oplosbaar zout met een negatief ion dat neerslag met het zilver of calcium-ion.
A
NaCl
B
Na2(SO4)
C
Na2S
D
Na2(CO3)
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Let op! dit is geen indampvergelijking. Het lijkt er wel op!
Slide 32 - Tekstslide
Neerslag kun je gebruiken!
Als er een neerslag ontstaat, heb je eigenlijk een zout gemaakt!
Hoe doe je dat?
Slide 33 - Tekstslide
Loodjodide maken
Loodjodide is slecht oplosbaar (BINAS).
Om loodjodide te maken moet je Pb2+ ionen
mixen met ionen.
I1−
Slide 34 - Tekstslide
Pb2+
s
?
?
I1−
Slide 35 - Tekstslide
Je wilt dus Pb2+ met ionen mixen.
De Pb2+ moet dus opgelost zijn, net als de .
I1−
I1−
Slide 36 - Tekstslide
De Pb2+ moet dus opgelost zijn, net als de
Loodnitraat en natriumjodidezijn goede keuzes.
I1−
Slide 37 - Tekstslide
De Pb2+ moet dus opgelost zijn, net als de CO32-. Loodnitraat en natriumcarbonaatzijn goede keuzes.
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Grondwater bevat ijzer-ionen. Door beluchting worden deze verwijderd.