Lezen H5 (3)

  • Ga rustig zitten.
  • Pak je laptop.
  • Is je telefoon uit en uit het zicht?



1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Ga rustig zitten.
  • Pak je laptop.
  • Is je telefoon uit en uit het zicht?



Slide 1 - Tekstslide

Lezen Hoofdstuk 5, paragraaf 5.3
Denk aan je boekverslagen.




Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
- Je kunt vertellen wat feiten, meningen en argumenten zijn.
- Je kunt feiten en meningen herkennen.
- Je kunt argumenten herkennen.
- Je kunt zelf feiten en mening bedenken.

Slide 3 - Tekstslide

Planning deze les
  • Theorie Lezen H4
  • Oefenen
  • Huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Herhalen 

Slide 5 - Tekstslide

HERHALEN 3A
QUIZIZZ
CODE  01  79  28  58

Slide 6 - Tekstslide

HERHALEN 3B
QUIZIZZ
CODE 08 96 90 50
https://quizizz.com/join?gc=08969050


Slide 7 - Tekstslide

Lezen H5
Mening, argument en standpunt

Slide 8 - Tekstslide

Startopdracht H5 Lezen

Slide 9 - Tekstslide

Mening (standpunt)
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 10 - Tekstslide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 11 - Tekstslide

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?
Rotterdam telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quizvraag

Noteer een korte zin met een mening.

Slide 14 - Open vraag

Argument (reden)
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...
Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 15 - Tekstslide

Standpunt

  • als je een mening over iets hebt, dan noemen we dat           een standpunt
  • een standpunt herken je aan woorden als: 
ik vind, dus,  volgens mij, kortom,  ik denk dat,  mijn mening hierover is

Slide 16 - Tekstslide

Let op:
Er is een verschil tussen je standpunt en een argument
  • Je standpunt is je mening.
  • Een argument geeft een reden of uitleg waarom jij dat vindt.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

14. Als je uitlegt waarom je iets vindt, dan is er sprake van een ....
A
feit
B
mening/ standpunt
C
argument

Slide 19 - Quizvraag

Het koningshuis kost teveel geld, ze moeten het afschaffen.
Ze moeten het afschaffen =
A
een argument
B
een reden
C
een feit
D
een standpunt

Slide 20 - Quizvraag

Signaalwoord voor een standpunt
Signaalwoord voor een argument
Signaalwoord voor ander tekstverband
Toch
Dus
Volgens mij
Want
Immers
Zo
De auteur vindt...
Namelijk

Slide 21 - Sleepvraag

Standpunt
Mening
Feit
Die gele hesjes zijn lelijk.
Het stewardsysteem moet worden afgeschaft.
In havo 5 ben je geen steward meer.

Slide 22 - Sleepvraag

Ik vond het optreden van Kraantje Pappie gisteren helemaal geweldig!
Ik ben er nog niet over uit of ik een verzekering bij Achmea of Menzis afsluit.
Ik wil nooit meer naar Frankrijk op vakantie.
Positief standpunt
Negatief standpunt
Standpunt van twijfel

Slide 23 - Sleepvraag

volgens mij
namelijk
omdat
ik vind
want
Standpunt
Argument
immers
dus

Slide 24 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
3BK: Hoofdstuk 5, paragraaf 5.3 Lezen, opdracht 8, 9, 10, 12, 13, 15.

3AG: Hoofdstuk 5, paragraaf 5.3 Lezen, opdracht 8 t/m 10.
Hoe
Alleen en in stilte
Tijd
20 minuten
Klaar?
werken een je boek-/ filmverslag.
Resultaat

Slide 25 - Tekstslide