Monetaire zaken hoofdstuk 3

Monetaire zaken hoofdstuk 3
geldschepping
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Monetaire zaken hoofdstuk 3
geldschepping

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
 noemen welke posten op de balans van een bank behoren tot de maatschappelijke geld¬hoeveelheid.
• de omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid, de secundaire liquiditeiten en de binnen¬landse liquiditeitenmassa berekenen.
• verklaren wanneer er sprake is van wederzijdse schuldaanvaarding of geldcreatie door de centrale bank.
• voorbeelden noemen van substitutie en transformatie.
• liquiditeitsratio en solvabiliteitsratio berekenen.
• met behulp van de solvabiliteit berekenen hoeveel geld een bank nog mag scheppen.
• veranderingen in de omvang en de samenstelling van de primaire en secundaire liquiditeiten¬massa analyseren aan de hand van (mutatie)balansen.
• de invloed van banken, overheid en buitenland op de liquiditeitenmassa analyseren.

Slide 2 - Tekstslide

Geldhoeveelheid
De figuur illustreert dit aan de hand van de maatschappelijke geldhoeveelheid in ons land. Het betreft het aggregaat M1, dat bestaat uit het chartale geld (dit zijn de munten en bankbiljetten) in omloop en de saldi in rekening courant (het girale geld, ofwel de betaalrekeningen). Grofweg

Slide 3 - Tekstslide

Geld
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid en vermogensobject (of oppotmiddel).

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Prijsstabiliteit
De centrale bank streeft dan ook naar een stabiele prijsontwikkeling. Zowel inflatie als deflatie wordt als ongewenst gezien. 

Slide 7 - Tekstslide

Oorzaken van inflatie
Oorzaken inflatie: 
Stijging van de vraag (bestedingsinflatie)
Daling van het aanbod (schaarste)
Kosten stijgen bij bedrijven (kosteninflatie)
Stijging importprijzen
De overheid vraagt meer geld

Slide 8 - Tekstslide

Conclusies
Conclusie 1
Het privilege om onvolwaardig geld te mogen produceren is gevaarlijk als de geldscheppingswinst bij de geld uitgevende instelling neerslaat, er geen automatische rem op de geldproductie bestaat en mensen geen alternatief hebben om naar ander geld uit te wijken.

Conclusie 2
Het is niet wenselijk om de creatie van papiergeld door commerciële banken te laten verzorgen. Er zijn te weinig restricties om ze in toom te houden.

Slide 9 - Tekstslide

Geldschepping en vernieteging
ECB & DNB
Geldscheppende banken
Sustitutie = chartaal wordt giraal --> geen verschil M1, M2, M3
Transformatie = M1 wordt M2 .

Belangrijkste: wederzijdse schuldaanvaarding

Slide 10 - Tekstslide

Is er bij wederzijdse schuldaanvaarding sprake van geldschepping?
A
soms
B
altijd
C
misschien
D
bijna altijd

Slide 11 - Quizvraag

Wederzijdse schuldaanvaarding:
Bank krijgt schuld aan klant in de vorm van extra geld op de betaalrekening
Klant krijgt schuld omdat hij bedrag terug moet betalen (debiteuren)

Slide 12 - Tekstslide

Geldschepping centrale bank
1: Geld bijdrukken of intrinsieke waarde van munten verlagen
2:  Krediet verlening aan commerciële banken
3: Openmarktoperaties is het opkopen van nieuw uitgegeven obligaties van overheden door centrale banken

Slide 13 - Tekstslide

Hoe werd de crisis van 1923 in Duitsland opgelost?
A
Hyperinflatie
B
Geld bijdrukken
C
Dawesplan
D
Herstelbetalingen

Slide 14 - Quizvraag

Inflatie
  • Door het bijdrukken van extra geld, wordt het geld minder waard.
  • Gevolg: hyperinflatie.
  • Geld is niets meer waard

Slide 15 - Tekstslide

Een reden voor het ontstaan van inflatie is een daling van de maatschappelijke geldhoeveelheid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Voorbeeld 1

In de twee  balansjes rechts neemt de hoeveelheid basisgeld toe als gevolg van de maatregel van de centrale bank. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Hier geeft de overheid het door de centrale bank voor haar gecreëerde geld uit, in dit voorbeeld aan ambtenarensalarissen. Merk op dat door deze actie zowel de geldhoeveelheid (rekening courant) als de basisgeldhoeveelheid (kasreserves banken) toeneemt. De liquiditeitspositie van de banken verbetert dus ook, wat hun kredietpotentieel verder vergroot.

Slide 18 - Tekstslide

Conclusies
Conclusie 3
De centrale bank creëert het aggregaat M0 (bankbiljetten en reserves banken). Zij kan dit ongelimiteerd en ‘uit het niets’ doen. De geldscheppingswinst is voor de centrale bank, die veelal eigendom is van de overheid.

Conclusie 4
Als de overheid haar uitgaven vergroot via monetaire financiering (‘het aanzetten van de geldpers’) dan stijgt niet alleen de maatschappelijke geldhoeveelheid (M1, M2), maar ook de monetaire basis. De geldscheppingswinst is voor de overheid.

Slide 19 - Tekstslide

Geldschepping commerciële banken

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Merk op dat de geldhoeveelheid (giraal geld) als gevolg van de kredietverlening toeneemt. De liquiditeitsratio van de bank verslechtert. Door de balansverlenging neemt ook de solvabiliteitsratio af.

Slide 21 - Tekstslide

Conclusie
Conclusie 5
Als een commerciële bank giraal geld creëert, incasseert zij geen geldscheppingswinst. Het door haar gecreëerde geld is namelijk niet van de bank zelf, maar van haar klanten. Wel creëert de bank daarbij een bezit, te weten een krediet.

Conclusie 6
Als mensen schulden aflossen, vindt weer geldvernietiging plaats. Uiteindelijk verandert de geldhoeveelheid op basis van het principe van wederzijdse schuldaanvaarding met de netto bancaire kredietverlening. Daarbij gaat het om het verschil tussen enerzijds groei van de geldhoeveelheid door de kredietverlening van de bank en anderzijds de aflossingen die geldleners op hun bestaande schuld verrichten.

Slide 22 - Tekstslide

Je hypotheek terugbetalen is ...
A
Transformatie
B
Substitutie
C
Geldvernietiging
D
Geldschepping

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide