H3.2 Temperatuur
1 / 10
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Noteer of de volgende uitspraken waar (W) of onwaar (O) zijn.
Als de temperatuur stijgt, gaan de moleculen heviger trillen.
Als de temperatuur stijgt, gaan de moleculen heviger trillen.
A
waar
B
onwaar
Slide 2 - Quizvraag
Noteer of de volgende uitspraken waar (W) of onwaar (O) zijn.
Een druppel water heeft een vast volume.
Een druppel water heeft een vast volume.
A
waar
B
onwaar
Slide 3 - Quizvraag
Noteer of de volgende uitspraken waar (W) of onwaar (O) zijn.
De moleculen in een vloeistof hebben een vaste plaats.
De moleculen in een vloeistof hebben een vaste plaats.
A
waar
B
onwaar
Slide 4 - Quizvraag
De moleculen van verschillende vloeistoffen trekken elkaar aan.
A
cohesie
B
adhesie
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Hoe noem je het verschil tussen de hoogste en laagste temperatuur die je met een thermometer kunt meten?
A
temperatuur schaal
B
schaalverdeling
C
ijking
D
meetbereik
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Reken 295 K om naar Celsius
