§3.1 IJs - water - waterdamp

§3.1 IJs - water - waterdamp
Hoofdstuk 3 Water
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaSkMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§3.1 IJs - water - waterdamp
Hoofdstuk 3 Water

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van §3.1 kan ik:
  • drie fasen benoemen.
  • beschrijven dat ijs en veel andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
  • verschillende soorten neerslag beschrijven.
Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de overeenkomst tussen regen, sneeuw, mist, hagel, rijp en dauw?

Slide 3 - Open vraag

Water komt op veel manieren voor in de natuur.
Welke vormen ken je?

Slide 4 - Woordweb

Vast, vloeibaar en gasvormig




Water komt in de natuur voor:
  1. als vaste stof: ijs
  2. als vloeistof: (vloeibaar) water
  3. als gas: waterdamp
Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp

Slide 5 - Tekstslide

Vast, vloeibaar en gasvormig




Water komt in de natuur voor:
  1. als vaste stof: ijs
  2. als vloeistof: (vloeibaar) water
  3. als gas: waterdamp
Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp
De drie toestanden waarin je water kunt tegenkomen, noem je fasen

Slide 6 - Tekstslide

In welke fase is het water van de waterval?
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 7 - Quizvraag

Je ziet herbruikbare plastic ijsklontjes.

In welke fase is het water in de ijsklontjes?
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gasvormige fase

Slide 8 - Quizvraag

Kristallen
Sneeuw bestaat uit kristallen.
Elke sneeuwvlokje ziet er anders uit, maar er zijn ook overeenkomsten.


Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp
Een stuk bergkristal

Slide 9 - Tekstslide

In de winter kan het sneeuwen.
In welke fase is een sneeuwvlok?

Slide 10 - Open vraag

Uit welke stof bestaat een sneeuwvlok?

Slide 11 - Open vraag

Welke neerslag hoort bij welke afbeelding?
Rijp
Sneeuw
Regen
Dauw
IJzel
Hagel

Slide 12 - Sleepvraag

Wies zegt: “Elke vaste stof heeft een eigen kristalstructuur.”
Renske zegt: “Kristallen zijn altijd microscopisch klein.”
Wie heeft er gelijk?

A
alleen Wies
B
alleen Renske
C
Wies en Renske
D
Geen van beiden heeft gelijk.

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitspraak over ijzel is waar?

A
IJzel bestaat uit kristallen.
B
IJzel is een vaste stof.
C
IJzel is een vloeistof.
D
IJzel is waterdamp.

Slide 14 - Quizvraag

Rijp en dauw zijn twee voorbeelden van neerslag.
In welk antwoord staat de juiste fase voor beide?

A
Rijp en dauw zijn beide vast.
B
Rijp en dauw zijn beide vloeibaar.
C
Rijp is vast en dauw is vloeibaar.
D
Rijp is vloeibaar en dauw is vast.

Slide 15 - Quizvraag

Doelen
Als het goed is kan ik nu:
  • drie fasen benoemen.
  • beschrijven dat ijs en veel andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
  • verschillende soorten neerslag beschrijven.
Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel doelen beheers jij?
03

Slide 17 - Poll

Onthoud
  • Water komt in de natuur voor als ijs (vast), water (vloeistof) en waterdamp (gas).
  • De drie toestanden waarin je water (en andere stoffen) kunt tegenkomen, noem je fasen.
  • Veel vaste stoffen hebben een kenmerkende kristalstructuur. Sneeuwkristallen hebben altijd een zeshoekige structuur.
  • Regen en dauw zijn water in vloeibare vorm. Sneeuw, hagel, rijp en ijzel zijn water in de vaste fase, 
Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!

Lezen §3.1 IJs - water - waterdamp (blz. 92 en 93)

Maken opdrachten §3.1: 1 t/m 8

Klaar? Maak de test jezelf van §3.1 (online methode)

Succes
Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp

Slide 19 - Tekstslide

EXTRA: De fasen en het deeltjesmodel


Hoofdstuk 3 Water
§3.1 IJs - water - waterdamp

Slide 20 - Tekstslide