Woordenbad 3

Woordenbad 3






p. 253
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Woordenbad 3






p. 253

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1
Vul het juiste woord in de zin in. Kijk naar de mogelijkheden.
Typ bij elke zin jouw antwoord.
Nadien kun je het correcte antwoord noteren in je boek.

Slide 2 - Tekstslide

Een film maken kost veel tijd en enorm veel geld. Het is de ....... (vaak vertegenwoordiger van een filmmaatschappij) die beslist of er een film komt.

Slide 3 - Open vraag

en hoe hoog het
kostenplaatje en het voorziene ...... mag zijn.

Slide 4 - Open vraag

Een schrijver maakt van dat idee een uitgewerkt filmverhaal of ...... of ...... . Daarin staan ook alle dialogen voor de acteurs.

Slide 5 - Open vraag

Intussen zoekt de producer naar spelers en andere medewerkers. De belangrijkste daarvan is zeker de ...... of ....... : dat is de persoon die de film zal ‘maken’ en
beslist hoe alles er zal uitzien.

Slide 6 - Open vraag

Hij/zij werkt het script verder uit tot een ...... ,
een volledige handleiding zeg maar. Daarin staan alle mogelijke aanwijzingen en details i.v.m. de opnamen.

Slide 7 - Open vraag

Bij de opnames is veel volk aanwezig. Uiteraard zijn er de spelers: acteurs en actrices, figuranten. Zij vormen de ...... .

Slide 8 - Open vraag

De regisseur heeft niet alleen daarover de leiding of regie, er is heel wat personeel nodig. De verzamelnaam voor alle medewerkers aan een film is de ...... .

Slide 9 - Open vraag

De regisseur wordt bijgestaan door ...... . Het is belangrijk dat alle details in het oog gehouden worden.

Slide 10 - Open vraag

Een deel van een film dat een afgerond geheel vormt (bv. in dezelfde kamer en met dezelfde mensen) is een ...... .
Daarvoor zijn verschillende opnames nodig.

Slide 11 - Open vraag

Een ...... is een ononderbroken opname met één camera of de tijd tussen het aan- en uitzetten van een camera. Men neemt die één voor één op. En heel vaak moet dat nog eens opnieuw en opnieuw gebeuren, soms tot meer dan 10 keer.

Slide 12 - Open vraag

De plaats van het hele filmgebeuren wordt ...... de genoemd.

Slide 13 - Open vraag

Dat kan binnen zijn, in een speciaal daarvoor ingerichte ......

Slide 14 - Open vraag

of op een plaats buiten. Dan filmt men op ...... .

Slide 15 - Open vraag

Als de opnames achter de rug zijn, volgt de ...... . Al die losse stukjes film of shots moeten in de juiste volgorde komen en één geheel worden.

Slide 16 - Open vraag

De regisseur koos vooraf voor
een bepaalde volgorde: chronologisch of met één of meer ...... .

Slide 17 - Open vraag

Beelden kunnen op een bepaalde manier getoond worden: in een normaal tempo, sneller, heel vertraagd of in ...... .

Slide 18 - Open vraag

Er zijn ook de passende achtergrondgeluiden, de titels en natuurlijk de filmmuziek of ...... .

Slide 19 - Open vraag

Opdracht 2

Slide 20 - Tekstslide

homoniem
  • homo = gelijk
  •  homoseksualiteit, homofobie ...
  • fonie = geluid, klank
  • telefoon, saxofoon ...

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 3
Geef een synoniem voor de volgende omschrijvingen.
Denk aan de spelling.

Slide 22 - Tekstslide

houding, ingesteldheid

Slide 23 - Woordweb

uitkiezen, keuze maken

Slide 24 - Woordweb

andere mogelijkheid

Slide 25 - Woordweb

vertraging (in boeken en films)

Slide 26 - Woordweb

terugblik

Slide 27 - Woordweb

raadplegen

Slide 28 - Woordweb

besluit

Slide 29 - Woordweb

de correcte antwoorden op een rijtje
  • attitude
  • selecteren
  • alternatief
  • retardering
  • flashback
  • consulteren
  • conclusie

Slide 30 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen correct of maak de zin volledig.
  • een type
  • een flashback
  • een  symbolische ruimte
  • consequent
  • barbecueën

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 32 - Tekstslide

  • Ik heb gewonnen = de winnaar zijn / ik ben gewonnen = ergens voor zijn, mening delen
  • Op het eerste gezicht
  • Aankomen = arriveren / toekomen = genoeg geld hebben
  • beginnen te regenen

Slide 33 - Tekstslide

  • hij wil
  • neen
  • dan ik
  •  met rust laten
  • is niet van belang
  • heten (noemen in deze context niet correct)

Slide 34 - Tekstslide

Expertoefening

Slide 35 - Tekstslide

  • (niet) akkoord gaan / het (niet) eens zijn met
  • bij zich hebben
  • bijzonders
  • opmerkingen (neutraal)/aanmerkingen (kritisch-negatief)
  • goedkoper

Slide 36 - Tekstslide

  • buiten adem raken
  • eraan mocht twijfelen (werkwoordelijke eindgroep samen)
  • excuseer me
  • afgelasten
  • aanwijzen/selecteren 

Slide 37 - Tekstslide

kennen en kunnen
  • betekenis kennen (schooltaalwoorden, instructietaal, nieuwe woorden en uitdrukkingen)
  • gebruiken in een andere context
  • juiste omschrijving geven
  • correct schrijven

Slide 38 - Tekstslide